What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3h (2-6-2020)
Guten Tag 3h!
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Guten Tag 3h!
Slide 1 - Slide
Mitteilungen
Prüfung
findet statt am 18. Juni
Lehrstoff heute oder Morgen auf Magister
Slide 2 - Slide
Hausaufgaben für heute
Schritt 17 "Kick gesucht"
Aufgabe 5 (lesen)
Aufgabe 6 (
Redemittel)
Aufgabe 7 (hören/schauen)
Aufgabe 8
(Grammatik, Genetiv)
Slide 3 - Slide
Lernziele
Heute
Redemittel (Übung 6)
Vokabular (Übung 6)
Wiederholung Grammatik Genetiv (Übung 8)
Wiederholung Präpositionen derde en vierde naamval
Slide 4 - Slide
Wat is de vertaling van "reiten"
A
auto rijden
B
paard rijden
C
roeien
D
boogschieten
Slide 5 - Quiz
Vertaal "De sporters trainen elke week een paar uur."
Slide 6 - Open question
Vertaal "Mitglied"
A
lid
B
tegenstander
C
onderdeel
D
medestander
Slide 7 - Quiz
Vertaal "Die Mannschaft hatte bei der EM viel Erfolg."
Slide 8 - Open question
Vertaal "tegenstander"
A
Gegenstander
B
der Gegner
C
Opponent
Slide 9 - Quiz
Vertaal "de overwinning"
A
Der Gewinn
B
Der Erfolg
C
Das Fazit
D
Die Üverwinnung
Slide 10 - Quiz
Grammatik: 2e naamval
Bezit
saanduiding = 2e naamval (Genitiv) = ofwel
"van de"
mannelijke en onzijdige
woorden:
-e
en
-es
achter het zelfstandig naamwoord
Voorbeelden
De baan
van mijn
vader = Der Job
meines
Vaters (m)
De ouders
van dit
kind = Die Eltern
dieses
Kindes (o)
De hobby's
van haar
vrienden = Die Hobbys
ihrer
Freunde (mv)
Slide 11 - Slide
der-Gruppe
m
v
o
mv
+1
der
die
das
die
+2
des Mannes
der Frau
des Kindes
der Kinder
+3
dem
der
dem
den
+4
den
die
das
die
Slide 12 - Slide
ein-Gruppe
m
v
o
mv
+1
ein
eine
ein
keine
+2
eines Mannes
einer Frau
eines Kindes
keiner Kinder
+3
einem
einer
einem
keinen
+4
ein
eine
ein
keine
Slide 13 - Slide
wat geeft de tweede naamval aan
A
onderwerp
B
bezit
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp
Slide 14 - Quiz
De fiets van mijn vader.
Vertaal "van mijn vader"
A
meiner Vater
B
meines Vaters
C
meines Vater
D
Meinem Vaters
Slide 15 - Quiz
De auto van haar man is zwart.
Vertaal "van haar man"
A
Ihres Mann
B
Ihres Mannes
C
ihres Mannes
D
ihre Mann
Slide 16 - Quiz
Vul in: "Du müsst zuerst nach der Große d.... Käfig... (m) fragen."
Slide 17 - Open question
De hond van mijn zus is aggressief.
Vertaal "van mijn zus"
A
meines Schwesters
B
meiner Schwester
C
meinem Schwester
D
meiner Schwesters
Slide 18 - Quiz
Vul in: "Dieses Tor war der Höhepunkt d.... WM (v). "
Slide 19 - Open question
Het voer van uw vissen.
vertaal "van uw vissen"
A
ihrer Fische
B
Ihrer Fischen
C
Ihren Fische
D
Ihrem Fischen
Slide 20 - Quiz
Vul in: "Die Erziehung jed... Hund... (m) ist sehr wichtig. "
Slide 21 - Open question
Grammatik: voorzetsels
Ten eerste moet je weten welk geslacht het zelfstandig naamwoord heeft.
Daarna moet je weten hoe je het lidwoord vervoegd.
Daarna moet je de voorzetsels en de bijbehorende naamvallen herkennen.
Slide 22 - Slide
der-Gruppe en ein-Gruppe
m
v
o
mv
+1
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
+2
des Mannes
der Frau
des Kindes
der Kinder
+3
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
+4
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
Slide 23 - Slide
ein-Gruppe
m
v
o
mv
+1
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
+2
eines Mannes
einer Frau
eines Kindes
keiner Kinder
+3
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
+4
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
Slide 24 - Slide
Grammatik : voorzetsels
Voorzetsels geven een plaats aan of een manier waarop
in, onder, voor, met, door etc
In het Duits hebben
voorzetsels een bepaalde naamval
Slide 25 - Slide
Grammatik voorzetsels derde naamval
mit, nach, bei, seit, von, zu, aus, außer, gegenüber
Er geht
mit seiner Frau (v)
zum Arzt.
Er fährt
nach seinem Onkel
(m).
Der Laden befindet sich
gegenüber der Kirche
(v).
Slide 26 - Slide
Grammatik: voorzetsels vierde naamval
durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
Ich habe es
für die Dame (v)
gemacht.
Er fährt
bis den großen Turm(m).
Ohne den Mann (m)
war der Band nicht komplett.
Slide 27 - Slide
Grammatik: voorzetsels
Voorzetsels derde of vierde naamval
in, an, unter, hinter, neben, zwischen, vor
auf, über
Slide 28 - Slide
Grammatik: voorzetsels
Voorzetsels derde of vierde naamval
vragen:
waar/wanneer?
= derde naamval
Der gabel liegt
auf dem Tisch(m).
vragen:
beweging?
= vierde naamval
Er legt die Gabel
auf den Tisch(m).
Slide 29 - Slide
Grammatik: voorzetsels
Kun je dat niet vragen?
Dan gebruik je de 7/2 regel
in, an, unter, hinter, neben, zwischen, vor (7 voorzetsels) krijgen de derde naamval
auf, über (2 voorzetsels) krijgen de vierde naamval
Slide 30 - Slide
Wiederholung Lernziele
'
Heute
Redemittel (Übung 6)
Vokabular (Übung 6)
Wiederholung Grammatik Genetiv (Übung 8)
Präpositionen derde en vierde naamval
Slide 31 - Slide
Hausaufgaben
Für das nächste Mal:
Schritt 17: Aufgabe 9, I, 10
Schritt 18: Aufgabe 1, 2, 3 und 4
Slide 32 - Slide
Bis zum nächsten Mal!!!
Slide 33 - Slide
More lessons like this
3h (4-6-20)
June 2020
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3h (19-05-2020)
May 2020
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 NK PTO 3 Wiederholung (II)
March 2023
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3h (9-6-2020)
June 2020
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les 2
August 2022
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3E Mittwoch, den 19. April 2023
April 2023
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
1h (18-05-2020)
May 2020
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
3D Dienstag, den 28. März 2023
March 2023
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3