2.1 Ongeslachtelijke voortplanting

Voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Spullen op tafel
Telefoon in het zakkie op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Spullen op tafel
Telefoon in het zakkie op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen op welke manieren er door ongeslachtelijke voortplanting nakomelingen ontstaan die genetisch identiek zijn aan de ouder.
  • Je kunt het verloop van de celcyclus beschrijven en de verschillende fasen benoemen

Slide 2 - Slide

Celdeling
Het voortplanten (reproduceren) van cellen: uit één moedercel ontstaan twee identieke dochtercellen (genetisch hetzelfde)
  • Voortplanting
  • Groei
  • Herstel beschadigde cellen
  • Vervangen oude cellen

Slide 3 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
  1.  Stek
  2. Deling
  3. Uitlopers
  4. Bol
  5. Knol
  6. Wortelstok

Slide 4 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
Celdeling waarbij nakomelingen (klonen) ontstaan die genetisch identiek zijn aan de ouder -> bacteriën, schimmels, planten en sommige dieren

  • Op natuurlijke wijze
  • Op kunstmatige wijze

Slide 5 - Slide

Wanneer kan kunstmatige klonering gunstig zijn? En wanneer kan dit juist een gevaar opleveren?

Slide 6 - Open question

Klonen: celkerntransplantatie
Somatic Cell Nucleus Transfer (SCNT)

  1. Verwijderen van kern uit eicel.
  2. Toevoegen van kern met gunstige eigenschappen.
  3. Eicel implanteren in draagmoeder

Slide 7 - Slide

Klonen: embryosplitsing
Klompje cellen wordt na bevruchting in meerdere klompjes gesplitst.

Verkrijgen van dieren met gunstige eigenschappen.

Slide 8 - Slide

Klonen: weefselkweek
Bekend uit de landbouwsector

Verkrijgen van planten met gunstige eigenschappen

Slide 9 - Slide

Celdeling


Spiraliseren en despiraliseren van het DNA

Slide 10 - Slide

Celdeling
 1 moedercel (2n = 46)
  

2 dochtercellen (2n = 46)

Kerndeling = Mitose
Groei cel = plasmagroei

Slide 11 - Slide

Celcyclus
  • M-fase: mitotische fase (kerndeling)
  • Interfase: periode tussen delingen
  • S-fase: Synthese van nieuw DNA
  • G1-fase: "gap" fase 1
  • G2-fase: "gap" fase 2
  • G0- fase:  cel in rust (geen deling)

In de S-fase vindt DNA-replicatie / DNA-synthese (verdubbeling) plaats

Slide 12 - Slide

Chromosomen
Bij de verdubbeling van het DNA worden homologe chromosomen (een van vader een van moeder) verdubbeld.

Voor de replicatie bestaan de chromosomen uit één chromatide.

Na de replicatie bestaan de chromosomen uit twee zusterchromatiden.

Slide 13 - Slide

Mitose
Binas 76B1

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Lezen
Basisstof 1: Ongeslachtelijke voortplanting

Maken:
1 t/m 6

Slide 15 - Slide

Wat is GEEN functie van mitose?
A
Reparatie
B
Groei
C
Voortplanting
D
Celstrekking

Slide 16 - Quiz

Op welk moment in de celcyclus vindt plasmagroei plaats.
A
Voorafgaande aan de kerndeling
B
Na de kerndeling maar voor de celdeling
C
Na de celdeling

Slide 17 - Quiz

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt alleen voor bij dieren
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 18 - Quiz

Een organisme heeft 2n = 12 chromosomen, hoeveel chromosomenparen heeft dit organisme?
A
2
B
6
C
12
D
24

Slide 19 - Quiz

Een cel heeft 2n=8 chromosomen, hoeveel chromosomen heeft deze cel in de G2 fase?
A
n=4
B
n=8
C
2n=8
D
2n=16

Slide 20 - Quiz

Welk nr. is het centrosoom en wat doet die?
A
nr 4: het zorgt voor spiraliseren van DNA
B
nr 13: het zorgt voor spiraliseren van DNA
C
nr 13: het zorgt voor uit elkaar trekken van chromosomen
D
nr 9: het zorgt voor uit elkaar trekken van chromosomen

Slide 21 - Quiz

In welke fase van de celcyclus wordt het DNA gekopieerd?
timer
0:15
A
Tijdens de G1-fase.
B
Tijdens de S-fase.
C
Tijdens de G2-fase.
D
Tijdens de M-fase (mitose).

Slide 22 - Quiz

Wat is een chromatide?
A
een chromosoom die gekopieerd is maar nog vast zit aan z'n kopie
B
dat is een chromosoom die buiten de kern zit
C
dat is DNA dat is gekopieerd
D
dat is een chromosoom die naar de polen in een cel worden getrokken

Slide 23 - Quiz

wat is de juiste volgorde?
A
mitose - celdeling - celstrekking - plasmagroei
B
celdeling - mitose - celstrekking - plasmagroei
C
mitose - celdeling - plasmagroei - celstrekking
D
celdeling - mitose - plasmagroei - celstrekking

Slide 24 - Quiz

Welke processen vinden plaats gedurende de M fase?
A
DNA replicatie, kerndeling, celdeling
B
DNA replicatie, celdeling, plasmagroei
C
kerndeling, celdeling
D
celdeling, plasmagroei

Slide 25 - Quiz

Hoeveel chromosomen zijn er zichtbaar?
Hoeveel chromatiden zie je?
A
1 chromosoom, 1 chromatide
B
1 chromosoom, 2 chromosomen
C
2 chromosomen, 1 chromatide
D
2 chromosomen, 2 chromatiden

Slide 26 - Quiz

Bij klonen spreek je van...
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 27 - Quiz

Wat is ongeslachtelijke voortplanting?
A
Voortplanting door seks
B
Voortplanting zonder seks
C
Voortplanting zonder geslachtscellen
D
Voortplanting met geslachtscellen

Slide 28 - Quiz

Fasen van de mitose zijn in willekeurige volgorde: metafase, profase, telofase en anafase.
Bij welk(e) van deze fasen bestaan de chromosomen uit één chromatide?
A
Telofase
B
Profase
C
Anafase
D
Metafase

Slide 29 - Quiz

Wat zijn homologe chromosomen?
A
2 overeenkomstige chromosomen in een celkern
B
Een chromosomenpaar waarbij 1 van de moeder is en 1 van de vader
C
chromosomen die in het evenaarsvlak liggen
D
chromosomen die bestaan uit 1 DNA streng

Slide 30 - Quiz

Hoeveel chromosomen en hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel na de S-fase?
A
23 chromosomen en 23 chromatiden
B
23 chromosomen en 46 chromatiden
C
46 chromosomen en 46 chromatiden
D
46 chromosomen en 92 chromatiden

Slide 31 - Quiz

Op welke afbeelding zijn chromatiden van een chromosoom in één cel weergegeven tijdens het eerste gedeelte van de mitose?
A
B
C

Slide 32 - Quiz

Wat is de juiste volgorde bij de celcyclus?
A
spiraliseren- kopiëren- kerndeling- celdeling
B
celdeling- spiraliseren- kerndeling- kopiëren
C
kopiëren- spiraliseren- kerndeling- celdeling
D
kopiëren- kerndeling- spiraliseren- celdeling

Slide 33 - Quiz


Van een kloon kan men in het algemeen zeggen dat:
A
de fenotypen en genotypen onderling gelijk zijn
B
de fenotypen onderling altijd gelijk zijn.
C
de genotypen onderling gelijk zijn, maar de fenotypen kunnen verschillen
D
de fenotypen onderling gelijk zijn, maar de genotypen onderling verschillen

Slide 34 - Quiz

Huiswerk
Leren 1.1
Maken 1 t/m 6, 8, 10 en 13 t/m 17

Slide 35 - Slide