Getallen 2F 6 Afronden met breuken en kommagetallen

Getallen 2F
6 Afronden met breuken en kommagetallen (decimalen)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1,4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Getallen 2F
6 Afronden met breuken en kommagetallen (decimalen)

Slide 1 - Slide

Hoeveel nullen heeft een miljoen?
A
3
B
4
C
6
D
9

Slide 2 - Quiz

Hoeveel nullen heeft een miljard?
A
6
B
9
C
10
D
12

Slide 3 - Quiz

Het schrijven van grote getallen
Duizend heeft 3 nullen. Miljoen heeft 6 nullen. Miljard heeft 9 nullen.
 Schrijf ze in groepjes van drie.
1.000 - 7.527 (zevenduizend vijfhonderd zevenentwintig)
1.000.000 - 16.447.527 (zestien miljoen vierhonderd zevenenveertig duizend vijfhonderd zevenentwintig)
1.000.000.000 - 29.816.447.527 (negenentwintig miljard achthonderdzestien miljoen  vierhonderd zevenenveertig duizend vijfhonderd zevenentwintig)

Slide 4 - Slide

Rond af op een heel getal:16.447.527,52
Rond af op een tiental:
Rond af op een heel getal: 7.527,52
Rond af op een tiental: 7.527,52
Rond af op een honderdtal: 7.527,52

Slide 5 - Open question

Kommagetallen (decimalen)
Je kunt getallen hebben met 1 of 2 of 3 of een oneindige reeks getallen achter de komma. Dat zijn decimale getallen.
Een getal achter de komma is hetzelfde als een tiende deel.
1,2 = een twee/tiende
Twee getallen achtter de komma is hetzelfde als een honderdste deel.
1,25 = een vijfentwintig/honderdste
Drie getallen achter de komma is hetzelfde als een duizendste deel.
1,255 = een tweehonderdvijfenvijftig/duizendste

Slide 6 - Slide

Rond af op een heel getal: 12,476


Rond af op een heel getal: 12,476
Rond af op een tiende: 12,476
Rond af op een honderdste: 12,476

Slide 7 - Open question

Van breuken naar decimalen
Als je van een breuk een decimaal wilt maken, moet je zorgen dat de noemer van de breuk  een veelvoud van tien wordt (10, 100, 1000, 10.000, etc)
je mag in een breuk altijd het bovenste getal (de teller) en het onderste getal (de noemer) met hetzelfde cijfer vermenigvuldigen en dan blijft de waarde gelijk. 1/2 = 2/4 = 3/6 = 5/10 = 10/20 =50/100 is de helft.
1/25 = 4/100 (noemer en teller vermenigvuldigen met 4)
4/100 = 0,04 (twee getallen achter de komma betekent vier/honderdste deel)
3/5 = 6/10 = 0,6 (1 getal achter de komma betekent zes/tiende deel)
1/8 = 125/1000 = 0,125 (3 getallen achter de komma is 125 duizendste deel)

Slide 8 - Slide

Schrijf 3/20 als een kommagetal
A
0,3
B
0,03
C
0,60
D
0,15

Slide 9 - Quiz

Schrijf 4/250 als een kommagetal
A
0,16
B
0,016
C
0,40
D
0,04

Slide 10 - Quiz

Als een weekblad 3,50 kost, hoeveel koop je er dan voor €20,-?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 11 - Quiz

Als een zak koekjes 7 koekjes bevat, hoeveel zakken heb je nodig om een klas van 80 studenten te tracteren?
A
14
B
13
C
12
D
11

Slide 12 - Quiz