Grammatica online les 2
1 / 13
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Check in -vraag:
Ik weet wat een lijdend voorwerp en eenmeewerkend voorwerp is en kan ze herkennen in een zin.
Ik weet wat een lijdend voorwerp en eenmeewerkend voorwerp is en kan ze herkennen in een zin.
A
B
C
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Een ontsnapte hond heeft korte tijd het verkeer ontregeld.
Een ontsnapte hond heeft korte tijd het verkeer ontregeld.
A
heeft ontregeld
B
een ontsnapte hond
C
korte tijd
D
het verkeer
Slide 7 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
De visboer wast zijn handen na het werken altijd grondig.
De visboer wast zijn handen na het werken altijd grondig.
A
zijn handen
B
na het werken
C
de visboer
D
grondig
Slide 8 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De ober serveerde de gasten een zevengangendiner.
De ober serveerde de gasten een zevengangendiner.
A
serveerde
B
de ober
C
een zevengangendiner
D
de gasten
Slide 9 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De gearresteerd man probeerde de politie het misverstand uit te leggen.
De gearresteerd man probeerde de politie het misverstand uit te leggen.
A
probeerde uit te leggen
B
de politie
C
het misverstand
D
de gearresteerde man
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Check out -vraag:
Ik weet wat een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp is en ik denk dat ik ze kan herkennen in een zin.
Ik weet wat een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp is en ik denk dat ik ze kan herkennen in een zin.
A
B
C
