Nakijken Fictie H3: 3 en 4 + herhalen werkwoordspelling

- Nakijken Fictie H3: 3 en 4 
- Herhalen werkwoordspelling
- Maken Spelling H3: 2 t/m 4

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Nakijken Fictie H3: 3 en 4 
- Herhalen werkwoordspelling
- Maken Spelling H3: 2 t/m 4

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Fictie H3:

- Je leest een fragment uit het boek Een slag in het donker en beantwoordt hierbij de lees- en discussievragen.

- Je kunt personages beschrijven.

- Je kunt personages herkennen als hoofdpersoon, helper of tegenstander.

Spelling H3:

- Je beheerst de werkwoordspelling van de Nederlandse taal.

Slide 2 - Slide

Nakijken opdr. 1 (blz. 131)

1 Past het verhaal bij jouw leesvoorkeur? Leg uit.

2 Waar speelt het verhaal zich af?

3 Welke vergelijkingen met 'als' staan in het verhaal?

5 Noem twee belangrijke open plekken.

6a Welk deel past bij 'de beginsituatie'?

6b Welk deel past bij 'het ontstaan van het probleem'?

6c Welke delen passen bij 'steeds meer moeilijkheden'?

Slide 3 - Slide

Nakijken opdr. 3 (blz. 134)
  • 1 Wie is de hoofdpersoon in het verhaal Niet alleen de buitenkant?
  • 2a Heeft de hoofdpersoon een probleem / opdracht. Zo ja, wat is dat dan?
  • 4 Er zijn meer personages in het verhaal van je ook weet hoe ze denken. Hoe weet je toch dat zij geen hoofdpersoon zijn?
  • 5 Noem vier bijfiguren en leg uit waarom zij een helper of tegenstander zijn.

Slide 4 - Slide

Nakijken opdr. 4 (blz. 135)
  • 1 Beschrijf de hoofdpersoon Joe (uiterlijk, kenmerken, eigenschappen en relaties).
  • 3 Noem een aantal karaktereigenschappen van tante Doreen.
  • 5 Beschrijf het uiterlijk en de kenmerken van de zwerver.

Slide 5 - Slide

Werkwoordsvormen

Persoonsvorm: verandert bij de tijd- of getalproef

Ik word gek - Ik werd gek - Wij worden gek.


Voltooid deelwoord: begint met ge-, be- of ver-, staat achterin de zin en heeft een persoonsvorm van zijn, hebben of worden

Waarom heb je die nieuwe broek niet gekocht?


Infinitief: hele werkwoord en verandert niet bij de tijd- of getalproef

Vergeet je geen boterhammen te smeren?

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd heb je drie opties:

- Ik-vorm                           ik word               bij ik | bij jij/je achter de pv | bij geb. w. 

- Ik-vorm + t                     hij wordt           bij hij/zij/het

- Hele werkwoord         wij worden        bij meervoud

  

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd

Sterke werkwoorden

- klankveranderend

- tegen de regels in!

- op gehoor


bezoeken - bezocht

lopen - liep

Zwakke werkwoorden

- klankvast

- 't kofschip-x


1 Zoek de stam (hele ww - en)

2 Kijk naar de laatste letter

- WEL in 't kofschip-x: ik-vorm + te(n)

- NIET in 't kofschip-x: ik-vorm + de(n)


zet= zet + te

verhuiz = verhuis + de


Slide 8 - Slide

Spelling voltooid deelwoord

Twee manieren om erachter te komen hoe je dit goed spelt:

- Maak het woord langer

De boterham is ........... (smeren) - smeerde - gesmeerd

De discussie was ......... (verhitten)  - verhitte - verhit


- Gebruik bij twijfel 't kofschip-x (zoek de stam en kijk naar de laatste letter)

 Het gezin is ......... ......(verhuizen) - verhuiz -  verhuisde


Let op! Een aantal voltooid deelwoorden eindigt op -en.


Slide 9 - Slide

Gebiedende wijs

Als een zin de gebiedende wijs staat, zie je vaak een bevel of aansporing staan. Deze zinnen missen een onderwerp.


Word toch eens volwassen!

Raap je speelgoed op.

Breng de pasta aan de kook.


Je noteert in dit geval altijd de ik-vorm van een werkwoord.


Slide 10 - Slide

Vul het werkwoord goed in:
Vanmorgen heeft de buurvrouw haar autoruiten ... .
A
gekrabt
B
gekrabd
C
gekrabdt

Slide 11 - Quiz

Vul het werkwoord goed in:
Vorig schooljaar ... ik elke woensdagmiddag een paar rondjes in het park.
A
joggde
B
joggte
C
jogde
D
jogte

Slide 12 - Quiz

Vul het werkwoord goed in:
De ruit ... zodra hij zijn ladder ertegenaan zette.
A
barst
B
barste
C
barstte
D
barstten

Slide 13 - Quiz

Vul het werkwoord goed in:
Vraag jezelf eens af welke straf je nu ... .
A
verdient
B
verdiend
C
verdiendt

Slide 14 - Quiz

Vul het werkwoord goed in:
Als je ... hebt om te helpen verhuizen, moet je dat ook echt doen.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 15 - Quiz

Huiswerk
Spelling H3: 2 t/m 4
(blz. 144 - 145)


Slide 16 - Slide