Literaire begrippen - les 8

1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • 3PAK - Hoe pak je het aan?
  • Herhaling Lezen onderbouw - publiek
  • Lezen H1

Slide 2 - Slide

Dagopening
Volle zee

Slide 3 - Slide

3PAK
Hoe pak je het aan?

Slide 4 - Slide

3PAK
  1. Je leert alle begrippen uit Nieuw Nederlands (H6 - literatuur).
  2. Je leest de verhalen.
  3. Je maakt per verhaal een samenvatting.
  4. Je maakt per verhaal een overzicht van de personages:                                                                               -Wie is de hoofdpersoon en wat kom je over hem/haar te weten (naam, leeftijd,                 karaktereigenschappen, gezinssituatie, leefomstandigheden, hobby's,...)                                           -Welke psychologische ontwikkeling heeft de hoofdpersoon meegemaakt? Beschrijf het      conflictmodel!                                                                                                                                                                   -Wie zijn de bijfiguren en wat kom je over hen te weten?                                                                               -Wie is de tegenspeler en wat is zijn rol?                                                                                                               -Welke personages zijn typen en welke karikaturen -> leg uit!

Slide 5 - Slide

3PAK
5. Je noteert per verhaal welk perspectief gebruikt is -> noteer citaten waaruit dat blijkt.
      Geef per verhaal aan of het gebruikt perspectief betrouwbaar is of niet en leg dit uit aan de 
      hand van concrete fragmenten uit het verhaal.
6. Je maakt per verhaal een overzicht van de tijd: 
     -Wat is de historische tijd?
     -Wat is de vertelde tijd?
     -Hoe verhouden sujet en fabel zich tot elkaar?
     -Worden er tijdsprongen gebruikt? Zo ja welke en waarom?
7.  Je noteert per verhaal wat het thema en de motieven zijn:
     -Welke abstracte en concrete motieven herken je?
     -Wat is onderwerp van het verhaal en wat is het thema?

Slide 6 - Slide

3PAK
8. Maak per verhaal een kopje Literatuur :
   -leg uit hoe origineel je dit verhaal vind;
   -leg uit wat je voorspelbaar en wat je onvoorspelbaar vond;
   -leg uit wat jou waardoor aan het denken heeft gezet;
   -> bepaal dus of je dit verhaal literair vindt of lectuur.

Slide 7 - Slide

Opdracht 
Blader terug in het eerste verhaal (Avani, de dochter van de orde) en werk de vorige stappen uit. Je mag dit in tweetallen doen.

Slide 8 - Slide

Begrippen
-literatuur
-lectuur
-personages: hoofdpersoon, bijpersoon, tegenspeler, typen, karikatuur
-conflictmodel: evenwicht, conflict, motorisch moment, ontwikkeling
-perspectief: ik-perspectief, personaal perspectief, auctoriaal perspectief, 
                            wisselend perspectief, onbetrouwbaar perspectief
-tijd: historische tijd, duur, vertelde tijd, chronologie, vertelheden, vertellend ik, belevend ik, 
          flashback, terugwijzing, flashforward, vooruitwijzing, proloog, fabel, sujet
-motieven en thema's: concreet motief, abstract motief, symbolen

Slide 9 - Slide

Literaire begrippen - doelen
  • Ik kan motieven herkennen en benoemen.
  • Ik kan onderscheid maken tussen het onderwerp en het thema van een literaire tekst.

Slide 10 - Slide

Animatiefilm Father and Daughter
Denk na over de volgende vragen:
  • Waar gaat het verhaal over?
  • Welke elementen zie je steeds terugkeren?
  • Waarom kiest de filmmaker juist voor deze elementen?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Animatiefilm Father and Daughter
Denk na over de volgende vragen:
  • Waar gaat het verhaal over?
  • Welke elementen zie je steeds terugkeren?
  • Waarom kiest de filmmaker juist voor deze elementen?

Slide 13 - Slide

Motieven en thema's
Kenmerkend voor een literaire tekst is dat deze over meer gaat dan alleen de personages en de gebeurtenissen. Ze hebben een diepere betekenislaag. Bepaalde verhaalelementen kunnen je helpen deze diepere laag te herkennen. Deze elementen noem je motieven.

Een motief is dus een terugkerend element in het verhaal.

Slide 14 - Slide

Concrete motieven
Concrete motieven zijn expliciet, ze komen letterlijk voor in het verhaal. Denk hierbij aan een bepaalde kleur, een bepaald voorwerp of een dier. 

Ook symbolen kunnen als motief fungeren: getallen, voorwerpen, dieren of kleuren die min of meer een vaststaande betekenis hebben.
rood -> kleur van de liefde of gevaar
uil -> teken van wijsheid
duif -> teken van vrede of hoop

Slide 15 - Slide

Abstracte motieven
Abstracte motieven komen niet letterlijk voor in het verhaal. Vaak kun je ze afleiden uit de concrete motieven. Voorbeelden van abstracte motieven zijn angst, eenzaamheid, gevaar, liefde, dood, ....

Slide 16 - Slide

Onderwerp en thema
Onderwerp
Zo kort mogelijk antwoord op de vraag: waar gaat het verhaal over?

Thema:
Datgene waarover de schrijver je aan het denken wil zetten.

Slide 17 - Slide

Opdracht
Welke motieven herken je in Avani, de dochter van de Orde?

Slide 18 - Slide

Herhaling Lezen onderbouw
  • Ik kan uitleggen voor welk publiek een tekst geschreven is en aan welke kenmerkende zaken ik dat heb gezien.

Slide 19 - Slide

Publiek
Een schrijver wil met zijn tekst iets bereiken. Door rekening te houden met het publiek, de mensen die de tekst gaan lezen of aanhoren, vergroot hij de kans dat hij zijn tekstdoel bereikt. 

Voor welk publiek de tekst bedoeld is, kun je vaak zien aan het onderwerp, de bron, het taalgebruik en de lay-out.

Slide 20 - Slide

Opdracht
Geef van elke tekst aan voor welk publiek de tekst bedoeld is en waaraan je dat kunt zien.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Uiteenzetting
  • Een uiteenzetting is bedoeld om de lezer te informeren: een bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt. 
  • In een uiteenzetting staan meestal veel feiten en toelichtingen of voorbeelden. 
  • De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constateringTechnische studies zijn hun nerd-achtige imago kwijtgeraakt.

Slide 25 - Slide

NN 7e - H1 Lezen
  • Ik kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten onderscheiden.

Slide 26 - Slide

Betoog
  • Een betoog is bedoeld om te overtuigen: de schrijver wil dat de lezers zijn mening (standpunt) over een bepaalde kwestie overnemen. 
  • De auteur geeft argumenten voor zijn standpunt en soms weerlegt hij argumenten die de lezers tegen zijn standpunt kunnen inbrengen.
  • De hoofdgedachte van een betoog is het standpunt (mening), bijvoorbeeld: Tweede Kamerleden die uit hun fractie stappen, moeten hun Kamerzetel afstaan.

Slide 27 - Slide

Beschouwing
  • Een beschouwing is bedoeld om te opiniëren: de auteur wil zijn lezers zelf over iets laten nadenken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen. 
  • De schrijver geeft bijvoorbeeld voor- en nadelen van een verschijnsel of verschillende meningen van deskundigen of betrokkenen.
  • De hoofdgedachte van een beschouwing is vaak een constatering: Hoewel de geleerden het erover eens zijn dat er iets moet gebeuren om de wereldbevolking van voedsel te voorzien, zijn de meningen verdeeld over wat dat dan precies moet zijn.

Slide 28 - Slide

Uiteenzetting
Betoog

Beschouwing
Informatief
Overtuigend
Opiniërend
Objectief
Subjectief
Objectief
Feiten, uitleg en voorbeelden
Standpunt en argumenten
Feiten, uitleg en voorbeelden
Hoofdgedachte = constatering
Hoofdgedachte = mening
Hoofdgedachte = constatering

Slide 29 - Slide

Hoofdgedachte:
"De vergrijzing in Nederland vindt vooral buiten de Randstad plaats."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 30 - Quiz

Hoofdgedachte:
"Over het Twittergedrag van de Amerikaanse president lopen de meningen uiteen."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 31 - Quiz

Hoofdgedachte:
"Grote zoogdieren in dierentuinen moeten verboden worden ."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 32 - Quiz

Hoofdgedachte:
"Aan een kabinet dat steunt op vier partijen, zitten zowel voor- als nadelen."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 33 - Quiz

Hoofdgedachte:
"Er worden de laatste jaren steeds meer huwelijken gesloten tussen mensen met verschillende nationaliteiten."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 34 - Quiz

H1 Lezen - paragraaf 2
Keuze:
opdracht 2 + 3
opdracht 4 + 5

Slide 35 - Slide

Schrijfstijl
Vergelijk de volgende mails.
Wat valt je op?
Welke mail vind jij het beste?

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Wat maakt een mail een goede mail?

Slide 41 - Slide

Opdracht
Wendy de Vries (vwo-4) heeft in november boeken geleend van de schoolbibliotheek, maar ze heeft deze nooit teruggebracht. Ze kreeg er twee mailtjes over waar ze niet op heeft gereageerd. Nu, in maart, krijgen haar ouders een pittige mail van school. Wendy moet de geleende boeken snel
terugbrengen, anders volgen zware maatregelen.

-> Lees de mails op de volgende dia's.

Slide 42 - Slide

Aan de ouders / verzorgers van Wendy de Vries,

Afgelopen periode is door een medewerkster van de bibliotheek van onze school geconstateerd dat enkele uitgeleende boeken ondanks herhaaldelijke schriftelijke aansporingen daartoe en ondanks dat de inleverdatum inmiddels al geruime tijd is overschreden nog steeds niet geretourneerd zijn in de schoolbibliotheek. 

Met dit schrijven willen wij u, als ouders / verzorgers van Wendy de Vries uit vwo-4, met klem wijzen op deze zeer ernstige nalatigheid. Als uw kind de boeken niet binnen afzienbare tijd retourneert, dan zijn wij genoodzaakt om drastische maatregelen te nemen; waarbij schorsing zeker niet uit te sluiten valt. Ook zullen in dat geval de gemaakte kosten, te weten de nieuwprijs van de boeken en de administratiekosten, volledig in rekening gebracht moeten worden. Wij verwachten dan ook dat uw kind per ommegaande de boeken inlevert en dat daarbij tevens aan de openstaande boete wordt voldaan. Voor eventuele vragen verwijzen wij u naar de bibliothecaresse van onze schoolbibliotheek.

Hoogachtend,
 
drs. J.P.M.D. Knepflé (rectrix Vondelcollege)

Slide 43 - Slide

Beste ouders van Wendy de Vries,

Wendy heeft op 18 november drie boeken geleend van de schoolbibliotheek. Deze boeken had ze
uiterlijk 18 januari moeten inleveren, maar dit heeft ze niet gedaan. Ze heeft daarna ook niet
gereageerd op twee herinneringsmails van de bibliotheekmedewerkster. Dit kost ons veel extra
werk. Wij vinden het daarnaast vervelend dat Wendy niet reageert op de mails.

Wij verwachten dat jullie hierover in gesprek gaan met jullie dochter. Wendy kan tot 25 maart de
boeken inleveren. Ze moet ook uiterlijk 25 maart de boete (€11,50) betalen. Als ze dit niet doet,
wordt ze geschorst. We zullen in dat geval ook de nieuwprijs van de boeken en de extra
administratiekosten in rekening brengen.

Wij gaan ervan uit dat dit niet nodig is en dat Wendy zich houdt aan deze allerlaatste
inleverdatum. Als u vragen heeft, kunt u contact opnemen met mevrouw Boeken, onze
bibliothecaresse. Ze is te bereiken onder nummer 0314 325331.

Met vriendelijke groet,
 
José Kneplfé, rectrix van het Vondelcollege

Slide 44 - Slide

Opdracht
  1. Er is een verschil in toon tussen de beide mails. Omschrijf dit verschil.
  2. Stel dat de mail aan jou was gericht. Welke mail zou jij het meest prettig vinden om te lezen. Leg uit waarom.

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide