This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
OMTREK
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Welk van deze figuren is/zijn een ruit/ruiten?
A
alleen D
B
B, C, D
C
B en D
D
geen van bovenstaande
Slide 3 - Quiz
Omtrek formules
Slide 4 - Slide
Hoe bereken je de omtrek van een vierkant?
A
(b x h) : 2
B
2 x (b + h)
C
b x h
D
4 x z
Slide 5 - Quiz
Hoe bereken je de omtrek van een rechthoek?
A
(b x h) : 2
B
2 x (b + h)
C
b x h
D
4 x z
Slide 6 - Quiz
Wat is een ruit?
A
Een ruit is een vierhoek met twee paren evenwijdige zijden.
B
Een ruit is een vierhoek met 4 gelijke zijden en 4 rechte hoeken.
C
Een ruit is een vierhoek met 4 even lange zijden.
D
Een ruit is een vierhoek met minstens 1 paar evenwijdig zijden.
Slide 7 - Quiz
Hoe bereken je de omtrek van een ruit?
A
(b x h) : 2
B
2 x (b + h)
C
b x h
D
4 x z
Slide 8 - Quiz
Omtrek berekenen
Slide 9 - Slide
Bereken de omtrek van een ruit, als je weet dat een van de zijdes 9 cm lang is.
Slide 10 - Slide
Antwoord:
1 zijde = 9 cm
formule = 4 x z
4 x 9 cm = 36 cm
Slide 11 - Slide
Papa wil een omheining zetten rond onze ruitvormige wei. Hij wil weten hoeveel meter draad hij nodig heeft. Bereken hoeveel draad papa nodig heeft als je weet dat een van de zijdes 2 m lang is.