Rekenquiz - Boek 5
1 / 30
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
15
9
42
32
56
30
54
18
28
21
3 x 3 =
6 x 7 =
8 x 4 =
8 x 7 =
10 x 3 =
7 x 3 =
4 x 7 =
9 x 2 =
9 x 6 =
5 x 3 =
Slide 2 - Drag question
Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€27,05
Slide 3 - Drag question
Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12
Slide 4 - Drag question
Zet de dagen van de week in de juiste volgorde.
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
Slide 5 - Drag question
9x7
5 x 5
9 x 4
8 x 6
63
25
36
48
Slide 6 - Drag question
10 x 7
8 x 8
25 x 3
6 x 7
70
64
75
42
Slide 7 - Drag question
10:5
49 : 7
36 : 4
56 : 7
2
7
9
8
Slide 8 - Drag question
16 : 4
30 : 6
99 : 9
18 : 6
4
5
11
3
Slide 9 - Drag question
Sleep de plaatjes naar het juiste woord
Cirkel-
diagram
Staaf-
grafiek
beeld-
grafiek
lijn-
grafiek
Slide 10 - Drag question
Welk getal hoort bij welke tafel?
Tafel van 3
Tafel van 5
Tafel van 2
Tafel van 6
16
9
25
36
Slide 11 - Drag question
Waar staat
'tweeduizenddriehonderd?
'tweeduizenddriehonderd?
A
230.000
B
2300
C
230
D
24300
Slide 12 - Quiz
200 - 165 =
A
35
B
40
C
135
D
45
Slide 13 - Quiz
Anna koopt 10 postzegels van €0,80.
Hoeveel moet ze betalen?
Hoeveel moet ze betalen?
A
10 euro
B
80 euro
C
8 euro
D
1 euro
Slide 14 - Quiz
Wat is evenveel als 1 liter?
A
100 cl
B
100 ml
C
10 cl
D
0,1 liter
Slide 15 - Quiz
In het stadion zijn 11 rijen.
In elke rij staan 8 stoelen.
Hoeveel plaatsen zijn er?
In elke rij staan 8 stoelen.
Hoeveel plaatsen zijn er?
A
19
B
180
C
88
D
210
Slide 16 - Quiz
Ryan deelt slagroomsoesjes aan heel zijn klas van 28 kinderen. Hij koopt 2 pakken van 18 slagroomsoesjes.
Hoeveel slagroomsoesjes houdt hij over?
Hoeveel slagroomsoesjes houdt hij over?
A
8
B
18
C
10
D
12
Slide 17 - Quiz
Nout gaat 4 weken op vakantie in Zwitserland. De helft van de tijd gaat hij naar een camping.
Hoeveel dagen is hij op de camping?
Hoeveel dagen is hij op de camping?
A
40 dagen
B
14 dagen
C
4 dagen
D
12 dagen
Slide 18 - Quiz
De tuin bij Lieve thuis is 200 vierkante meter groot. Bij Faye thuis is de tuin 356 vierkante meter groot. Hoeveel vierkante meter is de tuin van Faye groter dan die van Lieve?
A
44
B
149
C
200
D
156
Slide 19 - Quiz
De zwemles van Christiaan duurt 120 minuten. Hij is al een uur bezig. Hoeveel minuten moet hij nog?
A
60
B
30
C
120
D
90
Slide 20 - Quiz
Hoeveel is 23 x 5?
A
25
B
215
C
65
D
115
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Drag question
9 uur
half 1
half 11
half 6
5 uur
Sleep de klokken naar de juiste tijd.
Slide 23 - Drag question
Sleep de getallen naar de juiste plek.
....
....
1000
....
....
1002
999
1001
998
Slide 24 - Drag question
Welk gewicht hoort bij welk product?
1 kilo
1 gram
200 gram
1000 kg
Slide 25 - Drag question
Sleep het geld wat je nodig hebt in het groene vak. Betaal gepast!
€104,10
Slide 26 - Drag question
Deze tabel en grafiek horen bij elkaar.
Sleep de getallen
naar de juiste cellen.
Sleep de getallen
naar de juiste cellen.
11
5
8
6
7
9
Slide 27 - Drag question
1 mm
1 cm
1 dam
1 dm
1 km
1 m
Slide 28 - Drag question
Zet op volgorde van klein naar groot!
1289
2098
1029
2108
2019
Slide 29 - Drag question
Sleep.
Tafel van 9
81
18
90
63
45
9
8
62
12
91
15
83
84
99
75
93
