Raayland leren leren 6: woordjes leren

leren leren les 6: woordjes leren
1 / 17
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

leren leren les 6: woordjes leren

Slide 1 - Slide

Na deze les weet je;
  • Hoe je woordjes/ begrippen kunt leren
  • Wat flitskaarten zijn en hoe je ze gebruikt
  • Hoe je ezelsbruggetjes kunt gebruiken
  •  Op welke manier je jezelf kunt toetsen

Slide 2 - Slide

Theorie 1: Woordjes
Woordjes leren
Op de middelbare school krijg je veel schriftelijke overhoringen waar je woordjes moet leren. Zeker voor de talen zul je dit veel moeten doen.
Ook bij vakken als geschiedenis, aardrijkskunde en mens & natuur moet je begrippen leren.
Hieronder geven we je tips hoe je zo goed mogelijk woordjes kunt leren.
Voorbereiding
.Check voordat je begint met woordjes leren om hoeveel woorden het gaat. Zo kun je een inschatting maken over hoe lang je er mee bezig bent.
Kijk ook goed of je de woordjes één kant of twee kanten op moet leren.
Planning maken
Als je weet hoeveel woordjes je moet leren kun je een betere inschatting maken. Dit doe je in een planning.
Bekijk hiervoor de video.
3.2 Woordjes leren 

Slide 3 - Slide

This video is no longer available
Welke video was dit?
1. Overhoor jezelf
Het helpt om de woorden te lezen en op te schrijven, maar zo test je niet of je de woorden kent. Overhoor jezelf daarom. Dit kun je op een aantal manieren doen. Bijvoorbeeld via
  • WRTS
  • Flapteksten
2. Hussel

Leer de woordjes niet vanaf één vast rijtje, maar hussel de woorden. Leer ze een keer van onder naar boven en beide kanten op. Of maak kaartjes.

Zo train je jouw geheugen om de woordjes te leren in plaats van de volgorde.
Vaardigheid 1: Aan de slag in 4 stappen 

Slide 4 - Slide

Vaardigheid 1: Aan de slag in 4 stappen 
Video: Visualiseren
4. Ezelsbruggetjes
  • Als je een woordje niet onthoudt, verzin er een beeld of gebaar bij. Dit noemen we visualiseren. Je hersenen kunnen namelijk heel goed in beelden denken.
  • Een andere handige techniek noemen we associëren. Dit is een verband leggen tussen wat je al niet weet en wat je al wel weet. Bijvoorbeeld een naam bij een gezicht dat je al wel kent.
Deze ezelsbruggetjes kunnen je helpen moeilijke woorden toch te onthouden.
3. Neem pauze en verspreid momenten
Herhalen, herhalen, herhalen
Je kunt beter een paar keer over de dag verspreid leren in plaats van 2 uur achter elkaar.  

Start bijvoorbeeld in de ochtend met een kwartier leren. Doe in de middag nog een half uur en in de avond weer een kwartier.
Zo heb je 3 momenten waarop je aan het leren bent.

Slide 5 - Slide

Instructie

In deze oefening ga je aan het werk om jouw woordenschat te vergroten en ga je kijken of je alle woorden kunt onthouden.

1. Er zullen verschillende woorden voorbij komen op het scherm.
2. Als je denkt dat het woord bestaat klik je op de knop 'bestaat' als je denkt dat het woord niet bestaat klik je op de knop 'bestaat niet'.
3. Heb je het één keer gedaan? Doe het daarna volgens de vier stappen hierboven. Hoe snel kun je leren welke woorden bestaan en welke niet bestaan? Ken je alles? doe dan ook het moeilijkere level 2



Succes! 
Opdracht 1: Vergroot jouw woordenschat 

Slide 6 - Slide

Als je aan het leren bent en je wilt jezelf toetsen helpt het niet om de tekst nog een keer door te lezen.

Nee, je moet echt actief aan de slag met de stof.


Flitskaarten

Op een flitskaart schrijf je aan de ene kant het begrip en aan de andere kant de betekenis.

  • game (begrip) = spel (betekenis)
  • verslaving (begrip) = geestelijke of lichamelijke afhankelijkheid (betekenis)


Je kunt zelf heel makkelijk flitskaarten maken door een a4'tje in kaartjes te knippen. Dat ga je hieronder moeten doen!
Stap 1: Schrijven
Schrijf op de voorkant van een flashcard een woord, definitie of vraag op en aan de achterkant het antwoord. Omdat je zelf schrijft onthoud je de stof sneller en beter dan dat je het typt.
Stap 2: Leren
Vervolgens kun je met de flashcards gaan leren. Pak je stapel cards en beantwoord ze stuk voor stuk. Ken je een card? Dan leg je hem apart.
Stap 3: Herhalen
Je leert alleen elke dag de flashcards die je nog niet kent. Heb je een flashcard die je wel kent? Dan leer je die om de drie of vijf dagen. Heb je een flashcard die je nog niet kent? Die leer je elke dag.
3.3 Jezelf toetsen 

Slide 7 - Slide

Klik hier voor de video!
Door verbanden te leggen in de gelezen of bekeken stof onthoud je het beter. Dit kun je doen door flitskaarten te maken.

Stap 1: Bekijk de video


Stap 2: Maak 10 flitskaarten bij deze video. Pak een A4 en maak zelf je flitskaarten. Zoek zelf op internet de betekenis op van begrippen.


Stap 3: Geef jouw flitskaarten aan je buurman en beantwoordt de kaarten van je buurman.
Vaardigheid 1: Flitskaarten en oefentoetsen 

Slide 8 - Slide

Vaardigheid 2: Flitskaarten en oefentoetsen 
In dit gedeelte gaan we dieper in op de stof.
Maak een oefentoets

Bij dezelfde video ga je nu een oefentoets maken

Stap 1: Open Google Forms/Microsoft Forms

Stap 2: Maak 3 meerkeuzevragen en 2 open vragen

Stap 3: Deel de toets met je buurman en bespreek de antwoorden

Slide 9 - Slide

Quiz: Leren Leren 
5: Quiz 

Slide 10 - Slide

Voorkennis: wat doe jij nu als
voorbereiding voor een toets?

Slide 11 - Open question

Welke bekende
ezelsbrug ken jij?

Slide 12 - Open question

Zoek de juist methode bij het vak!
ENGELS
GESCHIEDENIS
WISKUNDE
Flitskaart
tekst samenvatten
Tijdlijn
Formules
Landkaart
Flaptekst

Slide 13 - Drag question

Heeft iemand nog een
bijzondere manier om te leren?

Slide 14 - Open question

Een goede pauze tussen
leren door is:
A
Tiktok
B
Snapchat
C
Hond uitlaten
D
Ander vak pakken

Slide 15 - Quiz

Wat heb je geleerd in deze les wat voor jou belangrijk is?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide