4.3 - Schakeling herhaling

Dag allemaal! Ga op de JUISTE plek zitten en zorg dat je een pen/potlood + geodriehoek op tafel hebt liggen.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dag allemaal! Ga op de JUISTE plek zitten en zorg dat je een pen/potlood + geodriehoek op tafel hebt liggen.

Slide 1 - Slide

Dag allemaal! Ga op de JUISTE plek zitten en zorg dat je een pen/potlood + geodriehoek op tafel hebt liggen.

Slide 2 - Slide

4.3 - Schakelingen 
Herhalingsles!

Slide 3 - Slide

Lesdoelen voor vandaag
-De leerling heeft het begrip serie/parallel herhaald
-De leerling weet hoe hij/zij een schakelschema moet maken
-De leerling kent de basissymbolen die je gebruikt bij een schakeling
-De leerling heeft het PHET PRACTICUM uitgevoerd

Slide 4 - Slide

Serie of parallel schakeling?

Slide 5 - Slide

Serie                        Parallel

Slide 6 - Slide

Serie schakeling

-Hoe zit het met de stroomsterkte in een serie schakeling?

-Hoe zit het met de spanning in een serie schakeling?
parallel schakeling

-Hoe zit het met de stroomsterkte in een parallel schakeling?

-Hoe zit het met de spanning in een parallel schakeling?

Slide 7 - Slide

Parallelschakeling
  • Elektrische apparaten worden bijna altijd in parallel geschakeld.
  • De voordelen hiervan:
1. Je kunt elk apparaat met een eigen 
        schakelaar aan en uit doen.
2. Als één apparaat kappot gaat kunnen 
        de anderen blijven werken.
3. Elk apparaat krijgt de volledige 
        spanning van de spanningsbron.

Slide 8 - Slide

Schakelschema
  • Een tekening om alle onderdelen in een elektrische schakeling te laten zien.

Slide 9 - Slide

Schakelschema
Voor een stroomkring teken je een overzichtelijke schema: het schakelschema. Voor elk onderdeel gebruik je een symbool.

Slide 10 - Slide

symbolen voor schakelschema's

Slide 11 - Slide

De 4 tekenregels 
  1.  Draden tekenen we alleen horizontaal of verticaal. 
  2.  Afstanden in het schakelschema zeggen niets over echte afstanden. 
  3.  Plaatsen in het schakelschema zeggen niets over de echte plaatsen..
  4. Het schakelschema moet zo duidelijk  mogelijk zijn.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Teken dit schakelschema
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Teken dit schakelschema
timer
1:00

Slide 15 - Slide

Teken dit schakelschema
timer
1:40

Slide 16 - Slide

Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de volgende opdrachten van H4.3 - 1 t/m 7 + 11

Hoe? Doe dit individueel of in duo's. In duo's fluister je zachtjes.

Hoe lang? Tot het einde van de les

Klaar? Maak opdracht *10 in de online methode! 

Slide 17 - Slide

Serie of parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 18 - Quiz


Brandt het lampje?
A
Ja, want het lampje zit in een gesloten stroomkring.
B
Ja, want het lampje is parallel geschakeld.
C
Nee, want de schakeling maakt kortsluiting
D
Nee, want het lampje is niet in serie aangesloten.

Slide 19 - Quiz

Lees goed!

Het lampje 1 en 2 staan
A
Parallel aan elkaar
B
In serie met elkaar
C
in gemengde schakeling met elkaar

Slide 20 - Quiz

Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
parallel
C
gemengde schakeling

Slide 21 - Quiz

Is dit een serie of een parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 22 - Quiz

Wat is stroomsterkte?
A
de hoeveelheid energie die elektronen meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
het aantal negatieve deeltjes dat per seconde door de stroomkring gaat.

Slide 23 - Quiz

De stroomsterkte
Kies de eenheid van de stroomsterkte
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 24 - Quiz

Je ziet een schakelschema met een batterij, twee lampjes en een schakelaar.
Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Wat is spanning?
A
De energie die het apparaat nodig heeft.
B
De energie die een spanningsbron kan geven.
C
De energie die het apparaat nodig heeft.
D
De energie die de elektronen met zich meedragen.

Slide 26 - Quiz

De spanning
Noteer de eenheid van de spanning
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 27 - Quiz

In een schakelschema is dit het symbool voor een....
A
batterij
B
lamp
C
amperemeter
D
schakelaar

Slide 28 - Quiz

Welk schakelschema klopt?
A
B
C
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 29 - Quiz

Het schakelschema hiernaast toont een schakeling waarbij alle lampjes branden. Welke lampje gaat uit als je lampje 4 losdraait?
A
Lampje 1
B
Lampje 2
C
Lampje 3
D
Lampje 5

Slide 30 - Quiz

Ga nu zelf aan de slag met PHET
Wat? Je gaat nu aan de slag met het PHET practicum
Hoe? Doe dit individueel. De eerste 15 minuten is het 100% stil!!!!!!!!!
Hoe lang? Tot het einde van de les
Klaar? Maak opdracht: 6, 7, 8 & 11 (blz 141)   HUISWERK

Slide 31 - Slide