L'adverbe / Het bijwoord

Bonjour
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour

Slide 1 - Slide

Buts: 
Aan het einde van deze les, ken je het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord
en weet je hoe je een bijwoord vormt in het Frans.

Programme: 
Rétrospective
Uitleg bijwoord
Quiz

Slide 2 - Slide

De vorige keer hebben we de toets besproken. Wat vond je van je resultaat?
A
Ik was erg tevreden
B
Ik was erg teleurgesteld
C
Het was wel ongeveer wat ik verwacht had
D
Welk resultaat?

Slide 3 - Quiz

Mijn voorbereiding voor deze toets was:
A
zeer goed
B
voldoende
C
matig
D
onvoldoende

Slide 4 - Quiz

Wat heb je gedaan in je voorbereiding?
A
woordjes geleerd
B
grammatica geleerd
C
opdrachten en oefentoetsen gemaakt
D
al het voorgaande

Slide 5 - Quiz

Wat ga je dit hoofdstuk anders aanpakken?

Slide 6 - Open question

Quiz Grammaire A
Het bijwoord (L'adverbe) en het bijvoeglijk naamwoord (L'adjectif)

Slide 7 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over...

Slide 8 - Mind map

(interessant = intéressant)
C'est un .............. film ...............
A
un film intéressant
B
un intéressant film
C
un film intéressante
D
un intéressante film

Slide 9 - Quiz

(sportief = sportif)
Ce sont des ...............garçons ...............
A
des garçons sportif
B
des sportifs garçons
C
des garçons sportifs
D
de garçons sportives

Slide 10 - Quiz

Wat is het verschil?
Il skie bien.
C'est un bon skieur.
Tekst

Slide 11 - Open question

Paul est activement recherché
Malheureusement, nous ne pouvons pas aller en vacances
Elle a très mal joué
Sophie est vraiment fatiguée
Joseph est un garçon super sympa!

Slide 12 - Drag question

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin

Tu as bien travaillé

Tu as travaillé très bien

C’est une très belle maison

Heureusement, il a eu du succès.


NB Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! Er is dus geen verschil tussen enkelv/meerv mann/vrwl

Slide 13 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een bijv.nw. eindigend op een klinker:  -ment erachter

  • voorbeeld: vrai >>>> vraiment


"Il parle vraiment deux langues!"










Slide 14 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een BN eindigend op een medeklinker:  Zet het BNin het vrouwelijk en dan -ment erachter

  • voorbeeld: heureux --> heureuse --> heureusement


"Heureusement, c'est le week-end!"


Slide 15 - Slide

Vorming van het bijwoord

Een BN eindigend op –ent of –ant :

--> ent  krijgt emment            évident --> évidemment

   

--> ant krijgt  amment            constant --> constamment

Pas op de uitzondering: Lent --> Lentement


Slide 16 - Slide

Bijzondere gevallen

bon >>>>>>> bien

meilleur >>>> mieux

mauvais >>>> mal

long >>>>>>> longtemps

rapide >>>>> vite/rapidement

gentil >>>>>> gentiment

Slide 17 - Slide

Je gebruikt een bijwoord als het iets zegt over een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
J'ai _______(vrai) besoin de l'argent
A
vraie
B
vraiement
C
vrai
D
vraiment

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
C'est un _______ livre.
A
mauvaise
B
mal
C
mauvais
D
mals

Slide 20 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
Pouvez-vous parler plus ______(lent) s.v.p.?
A
lent
B
lentment
C
lente
D
lentement

Slide 21 - Quiz

Wat is het bijwoord van "sportif"
A
sportifment
B
sportifement
C
sportivement
D
sportivment

Slide 22 - Quiz

Goed of fout?
Il parle poliment
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Goed of fout?
Je parle bon français
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Goed of fout?
Il roule lentment
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quiz

Goed of fout?
C'est un bon chanteur.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quiz

Goed of fout?
il joue mal.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quiz

Welk woord is géén bijwoord?
A
rapidement
B
bien
C
gratuit
D
longtemps

Slide 28 - Quiz

Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxment
C
doucement
D
douxement

Slide 29 - Quiz

Bijwoord van gewelddadig

Violent --> ?
A
Violentment
B
Violentement
C
Violemment

Slide 30 - Quiz

Wat is het bijwoord van bon?
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 31 - Quiz

Si tu travailles ………………….., tu vas avoir une bonne note. ​

A
mieux
B
meilleur
C
bon
D
bonne

Slide 32 - Quiz

Adjectif ou adverbe ?
L’équipe (vrl) des Pays-Bas était …….(goed) .
Elle ne jouait pas …….. (slecht)

Slide 33 - Open question

Questions?

Slide 34 - Slide

Les devoirs pour la semaine prochaine:
Maken:
4HAVO
Beantwoord de volgende vraag: qui est ton artiste préféré, pourquoi et décris-le/la ?
exercices 9,10 et 11 (blz.53-55) et 14c et 15b (blz.58-59)
5HAVO
Beantwoord de volgende vraag: qui est ton artiste préféré, pourquoi et décris-le/la ?
Leren:
 4HAVO:
Regarder B & Lire B (p.82-83)

Slide 35 - Slide

Au revoir!

Slide 36 - Slide