2VMBO-KGT_Paragraaf_5.4_Persoonlijk_voornaamwoord

Lesdoelen:
  • Je weet al wat een (splitsbare) werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, hoofd-, rangtelwoordenvoorzetsels en persoonlijk voornaamwoord zijn.
  • Je gaat leren wat een bezittelijk voornaamwoord is.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen:
  • Je weet al wat een (splitsbare) werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, hoofd-, rangtelwoordenvoorzetsels en persoonlijk voornaamwoord zijn.
  • Je gaat leren wat een bezittelijk voornaamwoord is.

Slide 1 - Slide

Lopen, nakijken, gapen, skateboarden en invullen zijn voorbeelden van...
A
bijvoeglijke naamwoorden
B
werkwoorden
C
zelfstandige naamwoorden

Slide 2 - Quiz

In, naast, tijdens, op en achter zijn voorbeelden van...
A
persoonlijke voornaamwoorden
B
telwoorden
C
voorzetsels

Slide 3 - Quiz

Hond, kat, Paulo, Zuid-Afrika en brood zijn voorbeelden van...
A
persoonlijke voornaamwoorden
B
zelfstandig naamwoorden
C
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Quiz

Een, tien, honderd en duizend zijn voorbeelden van...
A
rangtelwoorden
B
hoofdtelwoorden

Slide 5 - Quiz

"Giel | heeft | het | wereldrecord | radiomaken |verbroken." Lw, bn, zn, ww, vz, tw.

Slide 6 - Open question

"We willen jou feliciteren met jouw recordbrekende prestatie." Benoem de woordsoorten: lw, bn, zn, ww, vz, tw.

Slide 7 - Open question

Persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord (pvw) kan een zelfstandig naamwoord vervangen. Het geeft dus bijvoorbeeld een persoon of een ding aan.
Om te controleren of iets een persoonlijk voornaamwoord is, kun je het vervangen door een of twee namen. Voorbeelden:  ik, jij, je, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, zij, ze.

Kittens zijn zo schattig. Ze spelen de hele dag met elkaar.

Slide 8 - Slide

"Sanne leest een recept, omdat ze een taart gaat bakken." Persoonlijk voornaamwoord?

Slide 9 - Open question

"Sanne leest een recept, omdat ze een taart gaat bakken." Welk znw vervangt het pvw?

Slide 10 - Open question

Typ drie persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 11 - Open question

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 12 - Open question

Geef het pvw aan: Heb jij de sleutel aan hem gegeven?

Slide 13 - Open question

Geef het pvw aan: Zij hebben ons niets verteld!

Slide 14 - Open question

Geef het pvw aan: Tijdens de sprint werd hij toch door haar ingehaald.

Slide 15 - Open question

Geef het pvw aan: We zullen het nooit weten.

Slide 16 - Open question

Geef het pvw aan: Heeft u hem geld gegeven?

Slide 17 - Open question

Geef het pvw aan: Zij liepen naar jou.

Slide 18 - Open question

Lw of pvw? Het pakketje zal ik je morgen geven.
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Lw of pvw? Ik geef het je morgen.
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Lw of pvw? In de tuin rende het muisje snel weg.
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Lw of pvw? Is het moeilijk?
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 22 - Quiz

Lw of pvw? In het pretpark kregen we een lekker ijsje.
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz

Lw of pvw? Dat is het!
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 24 - Quiz