Van oost naar west, van zuid naar noord

Van oost naar west, van zuid naar noord
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Van oost naar west, van zuid naar noord

Slide 1 - Slide

Voor de oorlog waren ouderen afhankelijk van:
A
een uitkering
B
liefdadigheid
C
hun kinderen
D
hun spaargeld

Slide 2 - Quiz

Welke minister zorgde ervoor dat alle mensen van 64 jaar een uitkering kregen?

Slide 3 - Open question

Na de oorlog zorgde minister ...(?)... voor een noodwet. Arme ouderen kregen hierdoor een uitkering.
Welke naam moet er op de ...(?)...staan?
A
Klompé
B
Drees
C
Colijn
D
Rutte

Slide 4 - Quiz

juist
onjuist
Uitkeringen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid bestonden al voor de Tweede Wereldoorlog.
Als de overheid zorgt voor mensen die minder voor zichzelf kunnen zorgen, noemen we dat sociale zekerheid
Nederland werd in de jaren 1990 een verzorg-ingsstaat.
De kosten van een verzorgingsstaat worden betaald uit belastingen.
In de jaren 1950 daalde de welvaart door een  economische crisis.

Slide 5 - Drag question

Het individu werd steeds belangrijker en de mensen wilden meebeslissen.
Mensen leerden over andere culturen en kregen andere denkwijzen.
Mensen verzetten zich tegen regels van kerk en overheid. 
Er gingen minder mensen naar de kerk dan voorheen.
autoriteit
individualisering
levensbeschouwing
ontkerkelijking

Slide 6 - Drag question

Wat voor een soort samenleving is Nederland nu?
A
Multiculturele samenleving
B
Diverse samenleving
C
Pluriforme samenleving
D
Monotone samenleving

Slide 7 - Quiz

Wat is een participatie samenleving?
A
Een samenleving met allerlei soorten mensen.
B
Een samenleving waarin de overheid zorgt voor mensen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgen
C
Een samenleving waar mensen steeds minder luisteren naar de regels van kerk en overheid.
D
Een samenleving waarin iedereen verantwoordelijkheid neemt voor, en actief bijdraagt, aan zijn of haar eigen leven en omgeving.

Slide 8 - Quiz

Waarom werd de verzorgingsstaat vervangen door de participatiesamenleving?

Slide 9 - Open question


Welke zin over de NAVO is juist?
A
De NAVO werd in 1991 opgeheven.
B
De NAVO werd sinds 1991 verder uitgebreid met landen uit Oost-Europa.
C
De rol van de NAVO bleef na 1991 hetzelfde
D
De NAVO neemt deel aan de oorlog in Oekraïne.

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste woorden in!
De opstanden die in 2010 in Tunesië en andere landen ontstonden wordt de ......................................... genoemd.

Slide 11 - Open question

Vul het juiste woord in!
Als andere landen zich met een burgeroorlog gaan bemoeien, ontstaat een ..............................................

Slide 12 - Open question


Slide 13 - Open question

Koloniale migratie
Kettingmigratie
Gezinsmigratie
Gestarte migratie leidt tot meer migratie
Bewoners uit oude koloniën
Migratie omdat iemand van het gezin al verhuisd is

Slide 14 - Drag question

Wat is een vluchteling?
A
Iemand die een land verlaat vanwege werk.
B
Iemand die zijn of haar land ontvlucht vanwege oorlog, vervolging of geweld.
C
Iemand die voor studie naar een ander land verhuist.
D
Iemand die reist zonder vaste verblijfplaats.

Slide 15 - Quiz

Wie is een arbeidsmigrant?
A
Een Rus die werkt bij de bloemenveiling.
B
Een Italiaanse toerist in Amsterdam.
C
Een Afghaan die naar Nederland is gevlucht.
D
Een Nederlander die werkt bij de Starbucks.

Slide 16 - Quiz

Wat is de braindrain?
A
Kennis gaat naar herkomstlanden
B
Kennis verlaat herkomstlanden
C
Kennis blijft in herkomstlanden
D
Er is geen kennis in herkomstlanden

Slide 17 - Quiz

asielzoeker
illegaal
inwoner EU
inwoner VS
vluchteling
"Ik ga over een tijdje in Duitsland wonen, ik heb alleen mijn paspoort nodig."
"Ik heb mijn visum! Nu kan ik naar Nederland op vakantie."
"Ik krijg geen asiel, maar ik ga niet terug naar mijn land!"
"Ik moest wel weg, het is oorlog in mijn land. Ik wil graag naar Europa."

Slide 18 - Drag question

Wat is segregatie?
A
Volledig aanpassen
B
Gedeeltelijk aanpassen
C
Gescheiden leven
D
Een uitwisseling van culturen

Slide 19 - Quiz