Les 3: zinsopbouw y vocabulario

Mevrouw de Cuba
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 6
Un viaje por el mundo español 

Leesvaardigheid 
Grammatica hoofdstuk 6 
Vocabulario 6.3 en 6.4
Schrijfvaardigheid (frases clave)
Zinsconstructie + voorzetsels 

Slide 2 - Slide

El programa de hoy 
5 min - bienvenidos 
25 min - Leer 
10 min - Meewerkend voorwerp en zinsconstructie 
20 min - ejercicios 
15 min - vocabulario 

Slide 3 - Slide

Leer
¿Qué? Texto imprimido| 
Ejercicio  9,10 y 11
timer
10:00
¿Tiempo?
10 minutos
¿Cómo? 
Juntos  

Slide 4 - Slide

La sintaxis (zinsopbouw) 
.



Ejemplo 1.
Nuestro Reportero ha entrevistado a Claudia esta semana en Salamanca .
Onze verslaggever heeft Claudia deze week in Salamanca geïnterviewd .

1. tijdsbepaling
2. plaatsbepaling

onderwerp
werkwoorden
(hele gezegde)
lijdendvoorwerp
meewerkendvoorwerp
1. tijdsbepaling
2. plaatsbepaling
onderwerp:


Nuesrto Reportero
werkwoorden:


ha entrevistado
lijdendvoorwerp:


a Claudia
Tijdsbepaling/ plaatbespaling

esta semana en Salamanca

Slide 5 - Slide

Ejemplo 2.
Esta semana nuestro reportero ha entrevistado a Claudia en Salamanca.
Deze week heeft onze verslaggever Claudia in Salamanca geïnterviewd.

Tijdsbepaling: 

Esta semana
onderwerp: 

nuestro reportero
werkwoorden:

ha entrevistado
lijdendvoorwerp

a Claudia
plaatsbepaling

en Salamanca

Slide 6 - Slide

Ejemplo 3. 

Esta semana en Salamanca nuestro reportero ha entrevistado a Claudia
Deze week heeft onze verslaggever Claudia in Salamanca geïnterviewd
Tijdsbepaling/
plaatsbepaling: 

Esta semana en Salamanca

onderwerp:


nuestro reportero
werkwoorden:


ha entrevistado 

lijdendvoorwerp: 


A Claudia

Slide 7 - Slide

Ejemplos:
1. Nuestro Reportero ha entrevistado a Claudia esta semana en Salamanca .

2. Esta semana nuestro reportero ha entrevistado a Claudia en Salamanca.

3. Esta semana en Salamanca nuestro reportero ha entrevistado a Claudia

Slide 8 - Slide

Het gezegde
Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. De werkwoorden staan bij Spaans bij elkaar.

Bijvoorbeeld :
Va a regresar a España pronto
Ze zal binnen kort naar Spanje terugkeren.

Slide 9 - Slide

De ontkenning
Bij een ontkenning staat no voor de persoonsvorm.


No veo el libro.               Ik zie het boek niet. 
                  No he visto el libro.      Ik heb het boek niet gezien.


Slide 10 - Slide

Vragen stellen

Als je in het Spaans een vraag stelt, dan is de woordvolgorde hetzelfde als in een gewone, bevestigende zin. 

Voor de zin komt altijd een omgekeerd vraagteken: ¿
Achter de zin zet je een gewoon vraagteken.
 Hetzelfde geldt voor het uitroepteken. 


Slide 11 - Slide

Vraagwoorden

Kennen jullie al vraagwoorden in het Spaans?

Slide 12 - Slide

                                    Vraagwoorden
waarom?    
¿Por qué?
wat?
¿Qué?
waar?
¿Dónde?
hoe?
¿Cómo?
Wanneer?
¿Cuándo?
Waarheen?
¿Adónde?
Waarvandaan
¿De dónde?
Wie?
¿Quién(es)?
Welke (+ww)?
¿Cuál(es)? Achter cuál komt een ww, vaak ser
Welke (+zelfstnw of ww)?
¿Qué?                       Achter qué komt een zelfst.nw óf een ww. 
hoeveel
      ¿Cuánto(s)/-a(s)?

Slide 13 - Slide

waarom?
hoe?
waar?
welke?
wanneer?
¿por qué?
¿cuándo?
¿cómo?
¿dónde
¿cuál(es)

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Video

¡A trabajar!
¿Qué? D gramática ejercicio 11, 12, 13 y 14
¿Cómo? individual 
¿Tiempo? 20 minutos
¿Objetivo? Practicar con el zinsopbouw 


timer
20:00

Slide 16 - Slide

WRTS
timer
15:00

Slide 17 - Slide