3.4 overmaat

Overmaat
Je weet wat overmaat betekent
Je weet hoe je moet rekenen met overmaat
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Overmaat
Je weet wat overmaat betekent
Je weet hoe je moet rekenen met overmaat

Slide 1 - Slide

Overmaat
Overmaat betekent dat je van 1 van de beginstoffen meer hebt dan voor de reactie nodig is.

Slide 2 - Slide

Voorbeeld
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 3 - Slide

Voorbeeld



'Gok' aan de hand van de massaverhouding welke stof op zal gaan en welke stof in overmaat aanwezig is (als je verkeerd gokt is dat niet erg; alleen moet je dan nog een keer rekenen..)
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 4 - Slide

Voorbeeld



'Gok' aan de hand van de massaverhouding welke stof op zal gaan en welke stof in overmaat aanwezig is. 
Maak een verhoudingstabel met de stof die op gaat ingevuld en de andere als vraagteken.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 5 - Slide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2

Slide 6 - Slide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2
48
32
10
?

Slide 7 - Slide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2
48
32
10
?
1
:48                       x10

Slide 8 - Slide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.

Mg
O2
48
32
10 g
6,7 g
1
   :48                    x10

Slide 9 - Slide

Voorbeeld






Je hebt dus 10 - 6.7 = 3,3 g O2 over en 10+6,7 = 16,7 g MgO
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Mg
O2
48
32
10 g
6,7 g
1
   :48                    x10

Slide 10 - Slide

Hoe bereken je een overmaat?
De reactie tussen ijzer en zwavel tot ijzersulfide.
7: 4: 11
Er is voor de reactie 14 g ijzer 12 g zwavel en er wordt gevormd 22 g ijzersulfide, welke is in overmaat?

Ijzer
7
14
zwavel
4
12
ijzersulfide
11
22

Slide 11 - Slide

Je weet dat ijzersulfide gevormd is en dus moet de hoeveelheid ijzer en zwavel samen 22 g zijn
Ijzer
7
zwavel
4
ijzersulfide
11
1
22
:11
x22

Slide 12 - Slide

Ingevuld krijg je de volgende tabel
Ijzer
7
0.636
14
zwavel
4
0.364
8.0
ijzersulfide
11
1
22

Slide 13 - Slide

De reactie tussen ijzer en zwavel tot ijzersulfide.
7: 4: 11
Er is voor de reactie 14 g ijzer 12 g zwavel en er wordt gevormd 22 g ijzersulfide, welke is in overmaat?

In overmaat was zwavel met  4g

Slide 14 - Slide

opdracht
WAT: lees blz 50
            maak de opgaven 93 t/m 99
HOE: zelfstandig en alleen fluisteren
HULP: boek en docent
TIJD: tot 5 min voor tijd
KLAAR: kijk je antwoorden na vanuit het uitwerkingenboek
                 

Slide 15 - Slide