Lezen blok 5+6 2ha

Theorie Lezen blok 5+6
-alle theorie blok 5+6
-vragen bij de stof; verplicht meedoen

-vragen/opmerkingen: dalton
-volgende week donderdag: laatste online les; vragenuurtje
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Theorie Lezen blok 5+6
-alle theorie blok 5+6
-vragen bij de stof; verplicht meedoen

-vragen/opmerkingen: dalton
-volgende week donderdag: laatste online les; vragenuurtje

Slide 1 - Slide

Verbindingsmanieren
Verbindingsmanieren van alinea's:
1. Met een signaalwoord. (Als een alinea met een signaalwoord, bijvoorbeeld 'en' begint, geeft dat het verband aan tussen de ene en andere alinea.)

2. Met een letterlijke herhaling van een woord of van een paar woorden. (Het gaat bijvoorbeeld over milieuververvuiling in alinea 2. Als dat woord genoemd wordt in alinea 2 en herhaald wordt in alinea 3, verbindt de tekst zich met elkaar.)

Slide 2 - Slide

Verbindingsmanieren
3. Overgangszinnen met een verwijswoord. (Als de eerste zin van de nieuwe alinea een woord als hierdoor, daardoor, hiermee enz. in zich heeft, dan verwijst dat woord naar de vorige alinea.)

4. Aankondigende zin. (Als de eerste alinea eindigt met een zin waarin gezegd wordt wat er in de volgende alinea wordt besproken.) 

Slide 3 - Slide

Mening, argument, tegenargument
mening = iets wat iemand vindt
'Als het weekend is, moet je ook op tijd naar bed.'

argumenten = de redenen waarom iemand dat vindt
'Dan rust je goed uit en kan je er doordeweeks beter leren.'

tegenargument = gaat in tegen het argument
 'Het is juist ook belangrijk om iets leuks te doen in het weekend om te ontspannen en het maakt niet uit als het dan iets later wordt.'

Slide 4 - Slide

Alineaverbanden (vervolg)
-Je kent al:
1. uitspraak-opsomming
Ik ga op vakantie en neem een borstel, een handdoek en een zwempak mee. 
2. uitspraak- tegenstelling
Ik houd niet van koude tomaten maar ik houd wel van tomatensoep.
3. uitspraak-voorbeeld
Jan heeft veel hobby's bijvoorbeeld hardlopen en diepzeeduiken. 

Slide 5 - Slide

Alineaverbanden (vervolg)
4. middel - doel: iemand noemt een doel (wat hij wil bereiken) en een middel (wat je nodig hebt om dit te bereiken)

'Om mijn rijbewijs te kunnen halen, moet ik veel geld verdienen.'

signaalwoorden: om..te, waarmee, daarmee, door middel van, het doel is, met dat doel, enz.

Slide 6 - Slide

Alineaverbanden (vervolg)
5. oorzaak -gevolg: precies wat het zegt. Iemand noemt een oorzaak en een gevolg daarvan.

'Gisteren zijn we volledig nat geregend. Daardoor heeft Kim een verkoudheid opgelopen.'

signaalwoorden: daardoor, hierdoor, zodat, waardoor, doordat, ..

Slide 7 - Slide

Alineaverbanden (vervolg)
6. uitspraak - vergelijking: na een uitspraak worden er twee of meer dingen met elkaar vergeleken. 

Nederlandse leerlingen weten wat ze willen. In vergelijking met Belgische scholieren blijken Nederlandse leerlingen erg mondig te zijn.

Signaalwoorden: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met

Slide 8 - Slide

Alineaverbanden (vervolg)
7. uitspraak -reden: na de uitspraak wordt een reden genoemd. Een reden is waarom iemand iets wel of niet doet. (verschil met gevolg, daar is het wat er logischerwijs uit iets anders voortkomt!)

'Het vriest vandaag, daarom doe ik een winterjas aan.'

signaalwoorden: als, daarom, want, omdat


Slide 9 - Slide

Feit of mening:
'De schrijver van dit boek neemt het leven niet serieus.'
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Kim zegt: 'Ik heb een nieuwe broek nodig. Mijn moeder zegt alleen dat ik nog genoeg broeken heb.'

De mening van moeder is:
A
een argument dat bij de mening van Kim past
B
een tegenargument bij de mening van Kim

Slide 11 - Quiz

In Italië is het eten lekker en zijn de mensen vriendelijk, zegt mijn vader. Daarom wil hij elk jaar naar Italië op vakantie.
Wat is het argument van vader?
A
Hij wil elk jaar op vakantie naar Italië
B
In Italië is het eten lekker en zijn de mensen vriendelijk.

Slide 12 - Quiz

In Italië is het eten lekker en zijn de mensen vriendelijk. Daarom gaan we er elk jaar naar toe.

Wat voor verband zie je hier?
A
middel-doel
B
oorzaak-gevolg
C
uitspraak-vergelijking
D
uitspraak-reden

Slide 13 - Quiz

Wat is geen signaalwoord van het verband uitspraak-vergelijking?
A
hetzelfde
B
doordat
C
zoals
D
in vergelijking met

Slide 14 - Quiz

De kernzin is altijd de eerste zin van die alinea.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Een tekst is subjectief als de mening van een deskundige genoemd wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Een aanleiding is een pakkend verhaaltje.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Je kunt twee alinea's met elkaar verbinden door een overgangszin met een verwijswoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Je moet de theorie uit je boek leren voor je toets.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Afsluiting
-Maak de opdrachten (af) van Lezen blok 5+6 en kijk ze goed na.

-Vragen stellen kan in dalton of volgende week in de les.

-Succes!

Slide 20 - Slide