PPV blok 4 tot en met 6

social media
  • om contact te houden met vrienden en bekenden 
  • nieuws lezen en delen
  • afleiding en vermaak zoeken
  • informatie zoeken

Bedrijven gebruiken social media is een goede plaats om producten te presenteren, promoten en verkopen:
  • reclame maken
  • klanten informeren
  • met klanten communiceren

1 / 27
next
Slide 1: Slide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with text slides.

Items in this lesson

social media
  • om contact te houden met vrienden en bekenden 
  • nieuws lezen en delen
  • afleiding en vermaak zoeken
  • informatie zoeken

Bedrijven gebruiken social media is een goede plaats om producten te presenteren, promoten en verkopen:
  • reclame maken
  • klanten informeren
  • met klanten communiceren

Slide 1 - Slide

blogs en vlogs
  • woord blog komt van weblog
  • blog: plek op internet waarop je zelf info kunt zetten: verhalen, foto's en video's
  • vlog: filmpjes over allerlei onderwerpen die op internet gezet worden
  • bedrijven kunnen via blogs en vlogs reclame maken op verschillende manieren:
  • product bespreken
  • review geven 
  • adverteren op de blog van een ander
  • advertenties op je eigen blog of vlog zetten

Slide 2 - Slide

twitter
  • je kunt snel korte berichten sturen
  • wordt veel gebruikt door bedrijven om reclame te maken
  • een bericht op Twitter heeft een tweet
  • om aandacht te krijgen kun je er een hashtag # achter zetten-> een herkenningsteken waarmee mensen op twitter berichten kunnen zoeken

Slide 3 - Slide

campagnes via social media
campagne: actie om nieuwe producten/diensten aandacht te geven

Je kunt via social media een campagne voeren om aandacht te krijgen voor jouw product of dienst.

Slide 4 - Slide

linkedin
  • vorm van social media die mensen gebruiken voor hun werk
  • professioneel netwerk
  • je vertelt over je opleiding en werkervaring
  • je laat zien wie je bent en wat je kunt
  • doel linkedin: mensen te laten netwerken op het gebied van hun kennis en ervaring (stages, onderzoeken en zakelijke projecten)

Slide 5 - Slide

doelgroep van social media
  • Als je iets wilt promoten kies je de social media uit die past bij je doelgroep
  • doelgroep: groep mensen voor wie het product of dienst bedoeld is (bijv. jongeren tussen de 12-18 jaar
  • gadget voor jongeren -> Insta
  • zakelijke dienst -> LinkedIn


Slide 6 - Slide

netwerken
  • je netwerk bestaat uit alle mensen die jij kent en die de mensen die zij weer kennen
  • netwerken: contact houden met de mensen die je kent en informatie uitwisselen
  • handig om te netwerken via social media omdat je netwerk veel groter is

Slide 7 - Slide

uitleg geven
Er zijn 3 basisregels voor het geven van uitleg:
  1. pas je aan het niveau van de mensen aan wie je de uitleg geeft
  2. bereid je goed voor 
  3. durf uit te leggen

Let op:
  • praat niet te snel
  • gebruik woorden die je kent
  • zorg voor een logische opbouw en afwisseling in lengte van zinnen
  • spreek verstaanbaar

Slide 8 - Slide

demonstreren
  • laten zien hoe iets werkt
  • verschil met uitleg geven: je vertelt niet alleen het verhaal maar laat ook echt zien hoe het moet
  • handig bij nieuwe producten
  • zorg dat je precies weet hoe het moet
  • pas je aan het niveau van je publiek aan
  • praat duidelijk, niet te snel en niet te langzaam
  • zorg voor een logische opbouw van je verhaal
  • demonstreren via een persoonlijk gesprek, in een presentatie of in een filmpje

Slide 9 - Slide

instructie
  • aan de ander zeggen hoe iets op de beste manier kan gebeuren

Instructie geven doe je in de volgende stappen:
  1. je bereidt je goed voor
  2. je geeft de instructie
  3. voordoen is een goede manier van instructie
  4. vraag of mensen je willen nadoen
  5. bespreek de instructie na 
  6. zet de belangrijkste dingen uit de instructie op papier en geef dit mee

  • je kunt ook een instructiefilm maken

Slide 10 - Slide

handleiding en checklist
  • handleiding: korte instructie op papier
  • checklist: hierin staan de hoofdpunten uit de handleiding

  • Wat (waar gaat de instructie over), waar (op welke plek), wie (voor wie is de instructie bedoeld), hoe ongeveer (je legt in grote lijnen uit hoe het moet), hoe precies (je legt heel duidelijk uit hoe het moet), hoe verder (je legt uit wat de volgende stap is)
  • je gebruikt duidelijke korte woorden en zinnen
  • je past je aan aan degene voor wie de instructie bedoeld is 
  • gebruik als het kan plaatjes

Slide 11 - Slide

voorlichting
  • het geven van informatie over iets wat de ander nog niet goed weet 
  • bijvoorbeeld voorlichting op een nieuwe school

Slide 12 - Slide

rondleiding
  • een bezichtiging met daarbij een toelichting in de vorm van een verhaal
  • een rondleiding in een stad, school, een fabriek of een huis dat te koop staat

Slide 13 - Slide

informeren
  • je voorziet iemand van informatie
  • informatie is: een bericht, een bekendmaking, een inlichting, een info, een mededeling of een kennisgeving
  • via diverse communicatiemiddelen: gesprek, presentatie, brief, nieuwsbrief, website of film

Slide 14 - Slide

informatiemarkt
  • is een markt waar bedrijven en instellingen informatie geven met communicatiemiddelen zoals folders, films en presentaties

Slide 15 - Slide

zakelijke gesprekken
  • overleggesprek: overleg met collega, klant of leverancier
  • vergadering: met meer mensen overleggen
  • verkoopgesprek: gesprek tussen klant en verkoper
  • sollicitatiegesprek: gesprek tussen bedrijf en iemand die daar wil werken
  • functioneringsgesprek: beoordelingsgesprek tussen leidinggevende en werknemer
  • onderhandelingsgesprek: bijv  onderhandelen over de prijs van een product
  • presentatie: iets vertellen aan een groep mensen

Slide 16 - Slide

aanspreekvormen
  • over het algemeen spreek je iemand met 'u' aan
  • tutoyeren: je en jij zeggen (tu=franse woord voor jij)

Slide 17 - Slide

representatie 
  • je uiterlijk is het eerste wat mensen van je zien
  • als je het visitekaartje van het bedrijf bent zorg ervoor dat je er professioneel uitziet
  • zorg voor een goede persoonlijke verzorging en hygiëne
  • verzorg je haar
  • zorg voor schone nagels en handen
  • zorg voor een schoon gebit
  • als je make-up gebruikt -> past deze bij je functie
  • is je kleding in orde (schoon en netjes, niet te sexy)
  • liever geen zichtbare piercings, tatoeages 

Slide 18 - Slide

woord- en stemgebruik in een zakelijk gesprek
  • spreek duidelijk en verstaanbaar
  • gebruik alleen woorden waarvan je weet hoe je deze uitspreekt en waarvan je de betekenis kent
  • gebruik nooit straattaal, scheldwoorden of schuttingwoorden

Slide 19 - Slide

lichaamstaal tijdens zakelijk gesprek
  • mensen communiceren niet alleen met woorden (verbaal) maar ook met lichaamstaal (non-verbaal)

  • oogcontact
  • gezichtsuitdrukking: de uitdrukking op je gezicht geeft aan hoe je je voelt
  • lichaamshouding: de manier waarop je zit, staat of beweegt; zit je met je armen of benen gekruist dan heb je een gesloten houding
  • stemgebruik: de manier waarop je praat

  • je lichaam spreekt duidelijker dan woorden
  • belangrijk dat je lichaamstaal klopt bij wat je vertelt
  • mensen die het met elkaar eens zijn spiegelen vaak hun houding -> ze zitten of staan op dezelfde manier -> dit gebeurt meestal onbewust (maar je kunt dit ook bewust doen om de ander een goed gevoel te geven)



Slide 20 - Slide

zakelijke telefoongesprekken
inkomend telefoongesprek
  • neem de telefoon zo snel mogelijk op; laat deze niet meer dan 3x overgaan
  • begin met goedemorgen/goedemiddag, naam van het bedrijf en daarna je eigen naam
  • je moet precies achterhalen waarom de beller belt
  • als je niet direct antwoord kunt geven op de vraag -> dan vraag je om terug te bellen
  • bij terugbellen: zeg erbij wanneer je terugbelt en schrijf naam en telefoonnummer op
  • sluit het gesprek netjes en beleefd af: graag gedaan, goedemorgen meneer/mevrouw
uitgaand telefoongesprek
  • praat rustig en duidelijk
  • eet niet aan de telefoon en houd je mond bij de telefoon
  • blijf vriendelijk, beleefd en gebruik de juiste aanspreekvorm
  • sluit het geprek netjes en beleefd af: bedankt en tot ziens/ dank u wel voor de moeite, goedemiddag mevrouw de Jong

Slide 21 - Slide

doorvragen
  • vragen blijven stellen totdat je het antwoord krijgt
  • je moet niet drammerig of vervelend overkomen

Slide 22 - Slide

mond-tot-mondreclame
  • mensen vertellen aan anderen hoe goed zij jouw product of dienst vinden

Slide 23 - Slide

feedback
  • feedback geven: een ander vertellen hoe zijn/haar gedrag of communicatie overkomt
  • mensen weten vaak niet hoe hun gedrag overkomt op anderen, ze doen dit zonder na te denken
Hoe geef je feedback?
  • beperk je tot het zichtbaar gedrag of wat iemand heeft gezegd (geef geen feedback op wat iemand niet kan veranderen: geslacht/huidskleur
  • gebruik de ik-vorm: ik vind dat...
  • geef feedback in een één-op-één gesprek (niet in een groep mensen)
  • vraag de ander wat hij/zij van jouw feedback vindt
  • probeer samen een manier te bedenken om het gedrag te verbeteren
Het gebeurt ook dat anderen zeggen wat ze van jouw vinden. Hoe reageer je daarop?
  • blijf rustig, wordt niet meteen boos
  • bedenk dat het om een mening van een ander gaat
  • spreek de feedback niet tegen; het is de waarheid van een ander en die moet je respecteren
  • bedank de ander voor de feedback

Slide 24 - Slide

problemen oplossen
  • blijf vriendelijk en rustig
  • praat niet over jouw mening maar over het probleem
  • luister goed naar de ander; probeer zijn mening en standpunt te begrijpen
  • stel veel vragen
  • maak het niet te persoonlijk
  • geef een beetje toe als je de ander daarmee rustig kunt krijgen
  • maak goede afspraken
  • blijf in gesprek

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide