GOEDE>VERSIE>DAG 2: Versnelde versie blok 1: Pedagogiek (basis) (pedagogiek/pedagogen/opvoedstijlen/groepsdynamica

Pedagogisch Klimaat
Opvoedklimaat: ieder kind moet zich kunnen ontwikkelen op alle ontwikkelingsaspecten# opvoedklimaat
1 / 67
next
Slide 1: Slide
PedagogiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 67 slides, with interactive quizzes, text slides and 16 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Pedagogisch Klimaat
Opvoedklimaat: ieder kind moet zich kunnen ontwikkelen op alle ontwikkelingsaspecten# opvoedklimaat

Slide 1 - Slide

Kijkvraag
Zie jij het verschil in opvoedklimaat?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Zie jij het verschil in opvoedklimaat?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Cultuur en opvoeden

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Welkom 


terug bij pedagogiek week 3

Slide 25 - Slide

Opdracht pedagogen
Pak je reader erbij:) en maak de opdracht over de pedagogen
timer
1:00:00

Slide 26 - Slide

Pedagogische visie
Dit gaat over wat belangrijk is in de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Deze man schreef in 1762 een boek over de opvoeding van kinderen. Hij vond dat ieder mens een uniek karakter heeft. Hij geloofde niet in straf maar in de vrijheid van de mens om zichzelf te ontplooien. En dan vooral heerlijk in de natuur en niet in de stad.
Om welke pedagoog gaat het hier?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Video

Wie was de oprichter van de eerste kleuterschool?
A
Dalton
B
Freinet
C
Korczak
D
Frobel

Slide 32 - Quiz

Feitje
het woord freubelen 
komt van de pedagoog Frobel!
Hij vond het namelijk erg belangrijk dat 
kinderen creatief bezig waren. 

Slide 33 - Slide

Wie zei dat je het kind moet uitdagen met iets wat hij nog net niet kan, namelijk de zone van naaste ontwikkeling?
A
Vygotsky
B
Rousseau
C
Korczak
D
Freinet

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

1. Janusz Korczak: Ieder kind heeft recht op respect: Dat betekent
A
Ieder kind heeft recht op bescherming.
B
Ieder kind mag zelf ontdekken.
C
Een kind moet je behoeden voor fouten.

Slide 37 - Quiz

2. Maria Montessori: laat mij het zelf doen: Ze bedoelt: .
A
Dat kinderen zelf hun veters vast kunnen maken.
B
Laat kinderen het zelf oplossen.
C
Laat kinderen vrij in hun spel.

Slide 38 - Quiz

3. Micha de Winter: de maatschappij voedt ook op. Daarmee bedoelt hij:

A
Dat de maatschappij verantwoordelijk is voor de opvoeding.
B
Dat je ook gevormd wordt door je omgeving, de maatschappij.
C
De maatschappij niet opvoedt.

Slide 39 - Quiz

4. Freinet: Doen en ervaren. Hij bedoelt dat je leert in het echte leven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

5. Vrijheid in gebondenheid. Helen Parkhurst – Dalton onderwijs.


A
Je moet kinderen vast omlijnd programma bieden.
B
Je moet kinderen aan je binden.
C
Je moet kinderen kaders geven.

Slide 41 - Quiz

6. Ieder kind heeft recht op zijn blauwe plek. Deze uitspraak is een afleiding van de ideeën van :
A
Emmi Pickler,
B
Maria Montessori
C
Janusz Korczak

Slide 42 - Quiz

7. Kinderen zijn nog niet gelijkwaardig zei Janusz Korczak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

8. Als je geen visie hebt, dan…
A
Kun je het pedagogisch beleid beter afstemmen.
B
Kun je moeilijk pedagogisch beleid maken.
C
Kun je beter beleid maken.

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Video

Groepsdynamica

Slide 46 - Slide

Waar denk je aan bij een groep

Slide 47 - Mind map

Slide 48 - Video

Wat zie je qua groepsdynamica?

Slide 49 - Mind map

Positieve groep

Slide 50 - Slide

Positieve groepsrollen

Leidinggevenden:
  • Gezagsdrager
  • Organisator
  • Sociaal werker
Overige groepsrollen

  • Verkenners
  • Volgers
  • Appellant
  • grapjas

Slide 51 - Slide

Gevolgen van een positieve groep
  • Hoog leerrendement
  • Kinderen komen met plezier naar school
  • Conflicten worden opgelost en hebben geen blijvend effect
  • Geen pestgedrag
  • Ontwikkeling van positieve zelfbeelden

Slide 52 - Slide

Negatieve groep

Slide 53 - Slide

Negatieve groepsrollen

Enige leidinggevende:
  • Dictator
Overige groepsrollen

  • Onruststokers
  • Meelopers
  • De zondebok

Slide 54 - Slide

Gevolgen van een negatieve groep
  • Pesten, ruzie’s.
  • Ordeproblemen
  • Slechte prestaties
  • Ontwikkeling negatieve zelfbeelden
  • Samenwerken niet mogelijk

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Video

Waarden en normen bij jullie op de opvang

Slide 57 - Mind map

Slide 58 - Video

Slide 59 - Link

Opdracht Groepsfasen
* Subgroepen
 * Tijd: 20 a 30 minuten
* Bronnen: reader, eigen kennis, internet

Opdracht:
1. Welke fasen zit er in de groepsdynamica?
2. Waar moet je op letten?
3. Welke tools kun je inzetten in de verschillende fasen?
4. Geef een voorbeeld vanuit de praktijk bij elke fase.
5. Presenteer jullie uitkomsten

Slide 60 - Slide

Wat betekent dit dan!
1. Testfase: De kinderen zijn meer bezig met zichzelf en hoe ze overkomen op de anderen. In deze fase zorgt de pm'er vooral voor veiligheid.

2. Stormfase: De hiërarchie wordt bepaald. De pm'er laat merken dat conflicten bij het leven horen, maar dat de manier van oplossen wel belangrijk is. Conflicten worden samen uitgepraat. 


Slide 61 - Slide

Vervolg
3. Normfase: Dit kun je bewerkstelligen door de leiders een positieve rol te geven en door de groep bewust te maken van hun gezamenlijke kracht tegen ongewenst gedrag.

4. Uitvoeringsfase:  De introductieperiode is voorbij. Als pm'er moet je nu niet denken dat de groep “af” is. Een goede groep vergt onderhoud gedurende het hele jaar.
 
 
5. Oplosfase.

Slide 62 - Slide

Sociogram

Slide 63 - Slide

Door een sociogram

  • kunnen positieve en negatieve voorkeursrelaties binnen een groep in kaart worden gebracht.
  • groepsleden worden aangegeven door een rondje met bijvoorbeeld de naam of de initialen. 


De rondjes worden met elkaar verbonden door middel van lijnen tussen de groepsleden die contact met elkaar hebben. 

  • Kun je dus overzicht krijgen van de groepsleden die veel of weinig contact met elkaar hebben.
  • Wordt rol van ieder groepslid aangegeven.
  • Zie je actieve, sociale en neutrale groepsleden.

Slide 64 - Slide

Opdracht Sociagram
Maak een sociogram van je eigen groep op de kinderopvang
Om een sociogram te maken bevraag of observeer je de kinderen of jongeren aan de hand van
bijvoorbeeld onderstaande vragen:

Wie spelen er met elkaar?
Wie spelen er niet met elkaar?
Wie werken er samen?
Wie werken er niet samen?
Wie zien de kinderen als de leider van de groep?
Wie ervaren de kinderen als storend in de groep?

Slide 65 - Slide

Welke groepskenmerken zie je binnen deze sociogram?

Slide 66 - Open question

Zoek op in je reader en maak 2-tallen
1. Groepssfeer, waar bestaat dit uit en geef voorbeelden uit je praktijk. Hoe jij dat doet (per punt). 

2. Bespreek ook waarom ruimte en inrichting belangrijk zijn in een groep. 

Terugkoppeling is klassikaal
timer
30:00

Slide 67 - Slide