23-6-2025

start
Pak je laptop, je schrift, je pen en je doelenboekje
Log in op office.com en je mail.
Ga naar LessonUp
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson

start
Pak je laptop, je schrift, je pen en je doelenboekje
Log in op office.com en je mail.
Ga naar LessonUp

Slide 1 - Slide

23-6-2025

Slide 2 - Slide

opfrissertje
de woorden van vorige week 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

DOELEN

Slide 5 - Slide

inloop
spullen pakken, telefoons inleveren
09.00
start, opfrissertje, doelen, herhaling tekstverbanden
09.50
Engels - hele klas. present simple + routines
11.00
Werkstuk
Bij juf Maria: Olek & Andrey voor toetsen
11.50
Werkstuk
bij juf Maria : Olek
13.10
Zelfstudie - TC of Studiemeter
peiling resultaten
afronden
14.00
Beeldende Vorming met meester Jaap
Daarna terug voor telefoon
corvee: Alona & Farah

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden
Tekstverbanden en signaalwoorden zijn van levensbelang voor het begrijpen en structureren van teksten. 
Tekstverbanden geven de relatie tussen verschillende delen van een tekst aan, zoals zinnen, alinea's of zelfs grotere tekstgedeelten. 
Waarom zijn tekstverbanden en signaalwoorden belangrijk?
Het herkennen van tekstverbanden en signaalwoorden helpt je bij:
Begrijpend lezen:
Samenvatten:
Schrijven:

Slide 7 - Slide

verschillende soorten tekstverbanden
Opsommend:       Geeft een reeks van elementen aan, bijvoorbeeld: 
                          "ten eerste, ten tweede, ook, bovendien".
Tegenstellend:      Geeft een tegenstelling of verschil aan, bijvoorbeeld: 
                          "maar, echter, daarentegen".
Oorzaak en gevolg: Geeft een oorzaak en het bijbehorende gevolg aan,                                          bijvoorbeeld: 
                          "daarom, doordat, omdat".
Toelichtend:         Geeft extra uitleg of een voorbeeld, bijvoorbeeld:                                              "bijvoorbeeld, zo, dat wil zeggen".
Concluderend:      Geeft een conclusie of samenvatting, bijvoorbeeld:
                          "dus, kortom, samenvattend".

Slide 8 - Slide

Chronologisch:           Geeft een volgorde van tijd aan, bijvoorbeeld: 
                                 "eerst, daarna, vervolgens, later"

Doel-middel:              Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald                                       doel te bereiken, bijvoorbeeld: 
                                 "om te, zodat".
 

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden of woordgroepen die deze verbanden zichtbaar maken voor de lezer. Ze helpen de lezer om het tekstverband te herkennen.

Slide 10 - Slide


Opsomming: "en, ook, bovendien, daarnaast, ten eerste, ten tweede".

Tegenstelling: "maar, echter, daarentegen, hoewel, toch, ondanks".

Oorzaak en gevolg: "daarom, doordat, omdat, immers, waardoor".

Toelichting: "bijvoorbeeld, zo, dat wil zeggen, met andere woorden".

Conclusie: "dus, daarom, kortom, concluderend, al met al".

Chronologisch: "eerst, dan, daarna, vervolgens, later, ten slotte".

Doel-middel: "om te, zodat, teneinde".

Slide 11 - Slide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 16 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 17 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 18 - Quiz

De signaalwoorden in een instructie zijn de signaalwoorden van een:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
doel-middel

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 20 - Quiz

Bij alle signaalwoorden plaats je een komma voor het signaalwoord.
Behalve bij het signaalwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor'chronologisch'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 23 - Quiz

reflectie
Waar hebben we net aan gewerkt?

Slide 24 - Slide

English

Slide 25 - Slide

Last week....
Present simple -
fact
routine
habits

Slide 26 - Slide

for example
Class F always studies really hard. = fact
Rosan drinks her espresso daily = routine
Sonya usually helps her sister  = habit

Slide 27 - Slide

And now over to you!
Make 3 sentences with the present simple.
Use the words ALWAYS, DAILY and USUALLY
timer
5:00

Slide 28 - Slide

SPREAD THE WORD
Give us your lines

Slide 29 - Slide

LISTEN & WATCH
listen to the text and write down the tips in your notebook

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

what did we do?

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Werkstuk
- wat ga je vandaag doen?
- geen taken voor vandaag? Dan bespreek je met Rosan wat je wel gaat doen.
timer
1:30:00
Issa - eindtoets boek A2 TC
Yeiko, Elizabeht, Julieta - bos voor onderzoek
Yana, Sonya - gang voor werkstuk
Ivan - TC
Andrey, Olek - toets
Farah - schrijven
Ammar, Elzahra - TC
Bilal - buiten planten

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

zelfstudie
timer
1:00

Slide 36 - Slide

opruimen
laptops aan de lader

Slide 37 - Slide

afronden
- Blooket woorden Aarde en Groei
- planning oudergesprekken
- opruimen (heb jij nog een boek van de bieb?)
- fijn weekend

corvee:
Alona & Elizabeht

Slide 38 - Slide