Les 1: Marktmechanismen

1 / 77
next
Slide 1: Slide
EconomieSecundair onderwijs

This lesson contains 77 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

ddkke
Wat is een consument?
A
Dit is een persoon die goederen en/of diensten koopt zonder de bedoeling ze zelf verder te verkopen.
B
Dit is een synoniem voor de koper van een product met de bedoeling het product zelf te gebruiken.
C
Dit is een onderneming die goederen of diensten verkoopt aan producenten.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat is een producent?
A
Dit is een persoon of onderneming die producten aanbiedt om ze te verkopen aan klanten.
B
Een bedrijf dat in meerdere landen actief is.
C
Dit is een synoniem voor ondernemer.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat is de 'economische markt'?
A
Dit is een plaats in de gemeente waar o.a. groenten en fruit worden verkocht in open lucht.
B
Dit is de plaats waar klanten hun aankopen doen, zoals in een warenhuis.
C
Dit is het geheel van vraag en aanbod van een bepaald product zonder dat er echt een handelsplaats is.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het verschil tussen een dienst en een product?

Slide 10 - Open question

Activeer de voorkennis met een open vraag.
Indien je wil, kan je de timer ook verwijderen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions


Je hebt keuze tussen 2 hamburgers, een runderhamburger met frietjes en een veggieburger met een slaatje. Ze kosten beide €10. Welke kies je?

Slide 13 - Poll

This item has no instructions


Je hebt dezelfde keuze. De runderburger kost €10 en de veggieburger €8. Welke kies je?

Slide 14 - Poll

This item has no instructions


Je hebt dezelfde keuze. De runderburger kost €10 en de veggieburger €6. Welke kies je?

Slide 15 - Poll

This item has no instructions


Je hebt dezelfde keuze. De runderburger kost €10 en de veggieburger €4. Welke kies je?

Slide 16 - Poll

This item has no instructions

ddkke
Hoe zou de vraagcurve eruit zien?
A
B

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions


Je kan 2 soorten zaken beginnen: een burgerzaak of een boekenzaak. Welke zou jij het liefste doen?

Slide 20 - Poll

This item has no instructions


Er is een grotere markt voor hamburgers dan voor boeken, daar kan je 5% meer verdienen. Welke zou jij nu doen?

Slide 21 - Poll

This item has no instructions


Veel bedrijven zijn gestopt met boeken verkopen, nu zijn er vooral hambergerzaken. Een boekenzaak levert nu 10% meer op. Welke zou je nu doen?

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

ddkke
Hoe zou de aanbodcurve eruit zien?
A
B

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

ddkke
Welke prijs en hoeveelheid zal  er op de markt zijn?
A
Prijs = 30 Hoeveelheid = 180
B
Prijs = 10 Hoeveelheid = 80
C
Prijs = 40 Hoeveelheid = 80
D
Prijs = 20 Hoeveelheid = 240

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
De vraag stijgt. Welke prijs en hoeveelheid zal  er op de markt zijn?
A
Prijs = 20 Hoeveelheid = 240
B
Prijs = 24 Hoeveelheid = 300
C
Prijs = 20 Hoeveelheid = 330
D
Prijs = 10 Hoeveelheid = 410

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Het aanbod stijgt. Welke prijs en hoeveelheid zal  er op de markt zijn?
A
Prijs = 20 Hoeveelheid = 240
B
Prijs = 24 Hoeveelheid = 300
C
Prijs = 10 Hoeveelheid = 410
D
Prijs = 20 Hoeveelheid = 330

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

ddkke
Je staat naast een ijscotruck. Hoe duurder het ijs, hoe meer smoothies je zal verkopen.
A
Juist
B
Fout

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Rotselaar doet een actie rond gezond eten. Veel inwoners doen mee. De vraag naar smoothies daalt omdat mensen daarom eerder ijs zullen kopen.
A
Juist
B
Fout

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
De ijscocar biedt nu ook vetarm yoghurtijs aan in het kader van de gezondheidsactie. De vraag naar smoothies zal blijven stijgen.
A
Juist
B
Fout

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Een documentaire op het nieuws meldt 'smoothies zijn even ongezond als cola'.
A
Ik verkoop meer smoothies
B
Ik verkoop minder smoothies

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Door een lastenvermindering op lonen verdienen mensen in Rotselaar 5% meer.
A
Ik verkoop meer smoothies
B
Ik verkoop minder smoothies

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
De ijscotruck verlaagt zijn prijs met 10%.
A
Ik verkoop meer smoothies
B
Ik verkoop minder smoothies

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Rotselaar beslist een gesloten hotel om te vormen tot asielcentrum. Er komen 25 extra gezinnen naar Rotselaar. Bij mooi weer komen ze naar het strand.
A
Ik verkoop meer smoothies
B
Ik verkoop minder smoothies

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

ddkke
De ijscocar krijgt ook een smoothievergunning nadat hij zich heeft aangepast aan de strenge eisen van Rotselaar.
A
Het aanbod van smoothies daalt.
B
Het aanbod van smoothies stijgt.

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Door de enorme droogte is er dit jaar heel weinig fruitoogst. Daardoor is de prijs van fruit enorm gestegen.
A
Het aanbod van smoothies daalt.
B
Het aanbod van smoothies stijgt.

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Dankzij een nieuwe technologie kunnen de bessenboeren meer bessen oogsten.
A
Het aanbod van smoothies daalt.
B
Het aanbod van smoothies stijgt.

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

timer
8:00

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Sleep de juiste grafiek naar de juiste naam
Vraagcurve
Aanbodcurve

Slide 53 - Drag question

Je kan sleepvragen op veel manieren gebruiken.
  • Druk in de bovenbalk om de (i) de eerste keer om te begrijpen hoe het werkt
  • Kijk zeker in de lesbibliotheek om goede opties te zien hoe een sleepvraag kan gebruikt worden en ideeën op te doen

ddkke
Bij een prijs van €10 worden er 800 stuks gevraagd
A
Juist
B
Fout

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Bij een prijs van €6 worden er 1100 hotdogs aangeboden
A
Juist
B
Fout

Slide 55 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Als de prijs daalt met €4 dan stijgt de vraag met 600 hotdogs
A
Juist
B
Fout

Slide 56 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat is de evenwichtsprijs?
A
€4
B
€6
C
€8
D
€10

Slide 57 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Waarom is €10 geen evenwichtsprijs?
A
Er worden meer hotdogs gevraagd dan aangeboden.
B
Er worden minder hotdogs gevraagd dan aangeboden

Slide 58 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Door de vogelziekte is er weinig kippenvlees voor de hotdogs. Wat gebeurt er met de curven?
A
B
C
D

Slide 59 - Quiz

This item has no instructions

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

ddkke
De vraag naar frisdranken wordt door vele factoren bepaald. Welke factor zal de vraagcurve naar rechts doen verschuiven?

A
Een verhoging van de prijs
B
Een verlaging van de prijs
C
Een uitzonderlijk warme zomer
D
Een afname van het inkomen van de consument

Slide 61 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Paardenvlees kan als een inferieur goed worden beschouwd. De vraag naar paardenvlees stijgt plots. De oorzaak kan niet zijn:
A
Een afname van het inkomen van de consument
B
Een prijsstijging van rundsvlees
C
Een prijsdaling van rundsvlees
D
Een hormonen-schandaal bij runderen

Slide 62 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Een verschuiving van de aanbodcurve van A1 naar A2 kan een gevolg zijn van:

A
Een daling van de grondstofprijzen
B
Een verbetering van de productietechnologie
C
Een toename van de lonen van de arbeiders
D
Geen van bovenstaande

Slide 63 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Iemand stelt het volgende: De graanprijs nam toe als gevolg van de mislukte oogst door de aanhoudende droogte en hamstergedrag van de molenaars. Deze uitspraak stelt dat de prijsstijging

A
Het gevolg was van een verschuiving van de vraagcurve en een beweging langsheen de aanbodcurve.
B
Het gevolg was van een verschuiving van de aanbodcurve en een beweging langsheen de vraagcurve.
C
Het gevolg was van een verschuiving van vraag- en aanbodcurve.
D
Louter toeval is.

Slide 64 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Een markt is in evenwicht wanneer:
A
Het aantal kopers gelijk is aan het aantal verkopers.
B
De verkopers tevreden zijn met de prijs die ze voor hun goederen krijgen.
C
Bij de heersende marktprijs de kopers de hoeveelheid goederen die ze hebben niet wensen te verhogen.
D
Bij de heersende marktprijs de hoeveelheid goederen die kopers vragen gelijk is aan de hoeveelheid die verkopers aanbieden.

Slide 65 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Een stijging van de vraag naar een goed en een vermindering van het aanbod heeft tot gevolg:
A
Een prijsverhoging en een toename van de hoeveelheid
B
Een prijsverhoging en een afname van de verhandelde hoeveelheid
C
Een prijsverhoging maar zonder verandering van de verhandelde hoeveelheid.
D
Een prijsverhoging. Zonder extra informatie kan je niets zeggen over de verhandelde hoeveelheid.

Slide 66 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Stel dat product A en B complementen zijn (bv. koffie en koffiefilter). De prijs van B neemt toe door een verminderd aanbod. Wat zal er met A gebeuren?
A
De vraag naar A zal toenemen
B
De prijs van A zal stijgen
C
De prijs van A zal dalen en de gevraagde hoeveelheid afnemen.
D
De prijs van A zal dalen en de gevraagde hoeveelheid toenemen.

Slide 67 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van fruitsap? In de supermarkt vind je steeds meer fruitwaters.
A. Wat gebeurt er met de prijs en de hoeveelheid?
A
De prijs en hoeveelheid stijgen.
B
De prijs en hoeveelheid dalen.
C
De prijs stijgt en de hoeveelheid daalt.
D
De prijs daalt en de hoeveelheid stijgt.

Slide 68 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van fruitsap? In de supermarkt vind je steeds eer fruitwaters.
B. Wat is de beïnvloedende factor?
A
Het weer.
B
Technologische vooruitgang.
C
Aanbod van het product stijgt.
D
Aanbod van substituten stijgt.

Slide 69 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van de zorgmarkt? Door de vergrijzing zijn er steeds meer ouderen die zorg nodig hebben in een zorginstelling.
A. Wat gebeurt er met de prijs en de hoeveelheid?
A
De prijs en hoeveelheid stijgen.
B
De prijs en hoeveelheid dalen.
C
De prijs stijgt en de hoeveelheid daalt.
D
De prijs daalt en de hoeveelheid stijgt.

Slide 70 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van de zorgmarkt? Door de vergrijzing zijn er steeds meer ouderen die zorg nodig hebben in een zorginstelling.
B. Wat is de beïnvloedende factor?
A
De vraag naar het product stijgt.
B
De vraag voor een complementair product daalt.
C
De vraag naar een substituut stijgt.
D
Het aanbod daalt.

Slide 71 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van reizen? Werkende gezinnen krijgen een belastingkorting, waardoor het netto inkomen stijgt.
A. Wat gebeurt er met de prijs en de hoeveelheid?
A
De prijs en hoeveelheid stijgen.
B
De prijs en hoeveelheid dalen.
C
De prijs stijgt en de hoeveelheid daalt.
D
De prijs daalt en de hoeveelheid stijgt.

Slide 72 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van reizen? Werkende gezinnen krijgen een belastingkorting, waardoor het netto inkomen stijgt.
B. Wat is de beïnvloedende factor?
A
De voorkeuren van de consument veranderen.
B
Het inkomen van de consumenten stijgt.
C
Het aanbod van reizen stijgt.
D
Het aantal consumenten stijgt.

Slide 73 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van vegetarische voeding? Twee vleesproducenten besluiten een aantal vegetarische producten op de markt te brengen.
A. Wat gebeurt er met de prijs en de hoeveelheid?
A
De prijs en hoeveelheid stijgen.
B
De prijs en hoeveelheid dalen.
C
De prijs stijgt en de hoeveelheid daalt.
D
De prijs daalt en de hoeveelheid stijgt.

Slide 74 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van vegetarische voeding? Twee vleesproducenten besluiten een aantal vegetarische producten op de markt te brengen.
B. Wat is de beïnvloedende factor?
A
De voorkeuren van de consument veranderen.
B
Het inkomen van de consumenten stijgt.
C
Het aanbod van vegetarische producten stijgt
D
Het aantal consumenten stijgt.

Slide 75 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van vegetarische kersen?Door late vorst is de fruitoogst in Limburg mislukt.
A. Wat gebeurt er met de prijs en de hoeveelheid?
A
De prijs en hoeveelheid stijgen.
B
De prijs en hoeveelheid dalen.
C
De prijs stijgt en de hoeveelheid daalt.
D
De prijs daalt en de hoeveelheid stijgt.

Slide 76 - Quiz

This item has no instructions

ddkke
Wat gebeurt er met p en q van vegetarische kersen?Door late vorst is de fruitoogst in Limburg mislukt.
B. Wat is de beïnvloedende factor?
A
Technologische vooruitgang.
B
Weer.
C
Inkomen consument stijgt.
D
Prijs van een substituut daalt.

Slide 77 - Quiz

This item has no instructions