1HK 5.3 Beenverbindingen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Sporten

• Het skelet
• Botten
• Beenverbindingen
• Spieren
• Gezond bewegen

Programma - Wat gaan we doen?

• Huiswerk en materiaal checken
• Begintaak 
• Leerdoelen 5.4 Beenverbindingen
  
• Filmpje en uitleg beenverbindingen
• Aan de slag in je boek
  
• Afsluiten en leerdoelen checken
  

Begintaak
Bij een opgraving worden botten opgegraven met veel kalk en weinig lijmstof. Zijn deze botten van een kind of een volwassene?

Leerdoelen

• Je kunt vier beenverbindingen beschrijven.
• Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven.
• Je kunt de werking van een kogelgewricht, een scharniergewricht en een rolgewricht beschrijven. 

4 Manieren waarop botten met elkaar verbonden zijn

Verbindingen zonder beweging

Fontanellen

Bij baby’s zit er nog ruimte tussen de naden van de schedelbeenderen. Zo’n ruimte heet een fontanel.

Verbindingen met beweging

Sommige botten zijn met kraakbeen verbonden

hierdoor kun je bv je rug buigen (wervelkolom)

Ook ribben en borstbeen hebben kraakbeen

Verbindingen met 

beweging

Gewrichten:

- Kogelgewricht

- Rolgericht

- Scharniergewricht

De bouw van een gewricht

• Het ene bot heeft een gewrichtskogel, het andere bot een gewrichtskom.
  
• De 2 botten zitten aan elkaar vast door het gewrichtskapsel. 
• Ze zijn allebei bedekt met kraakbeen tegen het slijten. 
• De botten bewegen soepel door gewrichtssmeer en kraakbeen.

Een gewricht is een verbinding tussen twee botten.

Om sommige gewrichten zitten stevige kapselbanden.

De kapselbanden helpen mee om de botten van het gewricht op hun plaats te houden.

Lezen en maken

Lezen blz.22 t/m 24

Maken opdracht 1 t/m 7

Leerdoelen

• Je kunt vier beenverbindingen beschrijven.
• Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven.
• Je kunt het verschil tussen een kogelgewricht en een scharniergewricht benoemen. 

Samenvatting les

Wat zijn de 4 manieren waarop botten met elkaar verbonden zijn?

Samen werken aan een rustige gezellige sfeer

• Laat iedereen uitpraten
   De docent en degene die de beurt heeft
• Niet schreeuwen, roepen, hard praten
• Heb een beetje geduld: Soms wordt je vraag pas beantwoord
   na een blokje uitleg.
   

Nooit!
Geluid uit telefoons
Oordopjes in   /   
Gooien   /   Eten/drinken 

Mutsen op   /   Tassen op tafel