La tarea final (repaso)

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

La tarea final

Mezelf voorstellen

Onderwerp presenteren

Hoe presenteer je het onderwerp in je tarea final?

Reizen vergelijken (met ontkenning)

Vergrotende trap: más... que

Verkleinende trap: menos... que

Stellende trap: tan... como

es más barato que un viaje en avión. 

Un viaje a Tilburg.

Un viaje culinario 

Un viaje en bicicleta...

es menos interesante que un viaje a Nueva York. 

es tan interesante como un viaje cultural. 

Structuurwoorden

• connectoren: y, pero, también, porque, después
• Rangtelwoorden: Primero, Segundo, Tercero 

Primero vamos a visitar el museo del Prado. ________ vamos a comer.

1. Después
2. Porque

Vamos a salir pronto por la mañana ________ el viaje es largo.

1. porque
2. también

Tenéis que llevar agua _____ hace mucho calor.

1. también
2. porque

El plan...

                   • Waar gaan ze naar toe?

                   • Van wanneer tot wanneer gaan ze (dag en maand)?

                   • Met welk vervoersmiddel gaan ze?

                   • Hoe laat vertrekken ze?

                   • Wat voor kleding moeten ze meenemen en waarom?

El plan...

• Wat ze gaan doen (1 activiteit)?
• Hoe laat en waar ze moeten zijn
• Wat ze moeten meenemen?
• Hoe laat en wanneer komen de docenten weer thuis?
• Hoeveel gaat de reis kosten?

(3 dagdelen)

Contactgegevens achterlaten

Hoe geef je je contactgegevens?

¡Buen fin de semana!

Fijn weekend!