7.1

7.1 Krachten herkennen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

7.1 Krachten herkennen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je kunt:
  • de drie effecten van een kracht herkennen;
  • vier soorten krachten herkennen: spierkracht, veerkracht, zwaartekracht en wrijvingskracht.

Slide 2 - Slide

Krachten herkennen
Krachten kan je niet zien, maar de gevolgen ervan wel. 
Drie effecten:
  • de grootte van de snelheid verandert; 
  • de richting van de snelheid verandert;
  • de vorm van een voorwerp verandert.

Slide 3 - Slide

Voorbeeld: 
Je docent geeft het startsein voor de 60 meter sprint en je gaat rennen.

Hoe zie je dat er een kracht werkt?

Slide 4 - Slide

Voorbeeld: 
Je docent geeft het startsein voor de 60 meter sprint en je gaat rennen.

Hoe zie je dat er een kracht werkt?

Snelheid verandert

Slide 5 - Slide

Voorbeeld: 
Een keeper stompt een bal terug in het veld.

Hoe zie je dat er een kracht werkt?


Slide 6 - Slide

Voorbeeld: 
Een keeper stompt een bal terug in het veld.

Hoe zie je dat er een kracht werkt?

Verandert van richting

Slide 7 - Slide

Voorbeeld: 
Je verfrommelt een stuk papier

Hoe zie je dat er een kracht werkt?


Slide 8 - Slide

Voorbeeld: 
Je verfrommelt een stuk papier

Hoe zie je dat er een kracht werkt?

De vorm verandert

Slide 9 - Slide

Voorbeeld: 
Een voetballer maakt een sliding

Hoe zie je dat er een kracht werkt?

Slide 10 - Slide

Voorbeeld: 
Een voetballer maakt een sliding

Hoe zie je dat er een kracht werkt?

De snelheid neemt af

Slide 11 - Slide

Aan de slag:
  • Wat? Maak 7.1 opdracht 1 t/m 6
  • Hoe? Binnen je groep
  • Tijd? 10 min
  • Klaar? Maak de rest van paragraaf 7.1 af
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Hoe geven we krachten aan:
  • Grootheid: Kracht
  • Afkorting:  F

  • Eenheid:     Newton
  • Afkorting:   N

Slide 13 - Slide

Soorten krachten

Slide 14 - Slide

Spierkracht, Fspier
De kracht die je met je spieren uitoefent. 
> Bij voetballen geeft de spierkracht de bal een snelheid. 
> Een zeiler gebruikt zijn spierkracht om het zeil op te hijsen.

Slide 15 - Slide

Veerkracht, Fv
De kracht die een gespannen veer of elastiek uitoefent. 

> Een katapult schiet een steentje weg door de veerkracht. 

Slide 16 - Slide

Zwaartekracht, Fz
De kracht die de aarde uitoefent op voorwerpen. 

Door de zwaartekracht worden dingen naar de aarde toe getrokken.

Slide 17 - Slide

Wrijvingskracht, Fw
De kracht die de omgeving op een bewegend voorwerp uitoefent. 

> Als je bij het fietsen stopt met trappen, dan kom je door de wrijvingskracht tot stilstand.

Slide 18 - Slide