Herhaling hoofdstuk Jongeren

Omschrijf in je eigen woorden wat socialisatie is
1 / 13
next
Slide 1: Open question
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Omschrijf in je eigen woorden wat socialisatie is

Slide 1 - Open question

Noem vier groepen mensen of organisaties die invloed hebben op jouw socialisatie

Slide 2 - Open question

Je buurman spreekt Chinees
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen een nature en een nurture-aanhanger?

Slide 4 - Open question



Lees de bron hiernaast. Welke waarde vinden de genoemde bedrijven belangrijk?

Slide 5 - Open question

Socialisatieproces
aangeboren 
eigenschappen
socialisatie
sociale controle
internalisatie
normen en waarden
omgeving
automatisch gedrag
sancties

Slide 6 - Drag question

Geef een voorbeeld van een negatieve sanctie op school

Slide 7 - Open question

Een winkel verkoopt genderneutrale kleding. Leg uit wat voor kleding dat is

Slide 8 - Open question

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren.
2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral door nieuwe ervaringen.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 9 - Quiz

Wat zijn rolpatronen?
A
Rolpatronen zijn hetzelfde als beeldvorming.
B
Rolpatronen geven aan welk gedrag van je verwacht wordt.
C
Rolpatronen zijn de normen en waarden die je gedrag bepalen.
D
Rolpatronen zijn voor een groot deel aangeboren.

Slide 10 - Quiz

Als een minister in korte broek op een ligfiets naar de Tweede Kamer gaat, is er sprake van:
A
rolgedrag.
B
roldoorbrekend gedrag.
C
rolbevestigend gedrag.
D
een vooroordeel.

Slide 11 - Quiz

Soms bestaat er tussen jongeren en hun ouders een generatieconflict.
Geef hiervan een duidelijk voorbeeld.

Slide 12 - Open question

De eerste jongerenculturen ontstonden in de periode dat:
A
jongeren al op jonge leeftijd moesten gaan werken.
B
jongeren bijna niet naar school hoefden
C
jongeren meer geld en vrije tijd kregen.
D
jongeren, net als hun ouders, naar de kerk gingen.

Slide 13 - Quiz