Blok 4 | werkwoorden herhaling

Herhaling werkwoorden
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Staal SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Herhaling werkwoorden

Slide 1 - Slide

Even lekker opfrissen

Slide 2 - Slide

Lesdoel: leren schrijven van de tegenwoordige tijd van de stam+t. 

Slide 3 - Slide

Werkwoord= spieken
Stam= spieken - en = spiek 
Ik spiek
Jij spiekt 
Hij spiekt

Let op: Spiek jij? 

Slide 4 - Slide

Het werkwoord is branden.
Wat is de stam??

Slide 5 - Open question

Werkwoord is branden.
Wat is de hij-vorm??
Hij .........

Slide 6 - Open question

Werkwoord = beantwoorden

Ik beantwoord de brief. 
Hij beantwoordt de brief. 
Beantwoord jij de brief? 

Slide 7 - Slide

Werkwoord = verbinden.
Ik ........ de lijntjes

Slide 8 - Open question

Werkwoord = verbinden.
Hij .............. de lijntjes

Slide 9 - Open question

Werkwoord = verbinden
................. jij de lijntjes?

Slide 10 - Open question

In het volgende filmpje leer je meer over de tegenwoordige en verleden tijd. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

De meeuwen vlogen over het strand.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 13 - Quiz

Mijn vader hijst.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 14 - Quiz

Wij hebben fijn geknutseld.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 15 - Quiz

De hond heeft in zijn staart gebeten.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 16 - Quiz

Mitchell blies op zijn hobo.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 17 - Quiz

Jullie beginnen met de les.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 18 - Quiz

Digitaal oefenen
  • Ga via zuluconnect naar STAAL spelling. Maak 2 oefeningen in de software. 

Slide 19 - Slide