Oefenen begrippen leesvaardigheid leerjaar 4
Welke 5 leesstrategieën zijn er?
1 / 21
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Welke 5 leesstrategieën zijn er?
Slide 1 - Open question
Het tekstdoel van een reclametekst is overtuigen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Welke 4 tekstdoelen zijn er?
Slide 3 - Open question
Welk tekstdoel zal in de teksten van deze krant het meeste voorkomen?
Slide 4 - Open question
Bij een overtuigende tekst wil de schrijver dat de lezer iets gaat kopen of dat de lezer ergens lid van wordt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Wat is een hoofdgedachte?
A
Dat wat de hoofdpersoon denkt.
B
Wat de schrijver over het onderwerp te zeggen heeft.
C
De reden waarom de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
De mening van de hoofdpersoon.
Slide 6 - Quiz
De hoofdgedachte vind je altijd in de inleiding.
A
Onjuist
B
Juist
Slide 7 - Quiz
Elke tekst heeft één kernzin.
A
Onjuist
B
Juist
Slide 8 - Quiz
Wat is "citeren"?
Slide 9 - Open question
Hoe kan een schrijver een tekst inleiden?
A
De aanleiding noemen
B
Een advies geven
C
Een conclusie trekken
D
Een toekomstverwachting noemen
Slide 10 - Quiz
Hoe kan een schrijver een tekst afsluiten?
A
Een belangrijke vraag stellen
B
Een deskundige introduceren
C
Een samenvatting geven
D
Een anekdote vertellen
Slide 11 - Quiz
Welke tekstverbanden zijn er?
Slide 12 - Open question
Welke twee signaalwoorden horen bij een tegenstelling?
A
Maar, echter
B
Maar, tevens
C
Maar, dus
D
Maar, zoals
Slide 13 - Quiz
Welke twee signaalwoorden horen bij een opsomming?
A
Daarnaast, omdat
B
Ten eerste, ten tweede
C
Ook, want
D
Tevens, namelijk
Slide 14 - Quiz
Wat is een tussenkopje?
A
Een stukje tekst over één onderwerp
B
Een titel boven een tekst
C
Een titel boven een alinea
D
De conclusie van een tekst
Slide 15 - Quiz
Wat is de bron van een tekst?
Slide 16 - Open question
Welk van onderstaande bronnen is het meest betrouwbaar?
A
Schoolboek
B
Scholieren.com
C
Weekblad Story
D
Facebook
Slide 17 - Quiz
Een standpunt en mening zijn hetzelfde
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Als een schrijver wil uitleggen waarom hij iets vindt, gebruikt hij....
A
signaalwoorden
B
een conclusie
C
argumenten
D
tekstverbanden
Slide 19 - Quiz
Twee functies van een afbeelding bij een tekst kunnen zijn:
A
Aandacht trekken, tekst verduidelijken
B
Aandacht trekken, pagina kleurrijk maken
C
Overtuigen, tekst verduidelijken
D
Overhalen, pagina kleurrijk maken
Slide 20 - Quiz
Hoe goed beheers ik de leerstof van het onderdeel leesvaardigheid?
😒🙁😐🙂😃
