Lesbrief 22 De Dreumesgroep lesweek 6

Mens en Activiteit
Lesbrief 22:
De dreumesgroep
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Mens en Activiteit
Lesbrief 22:
De dreumesgroep

Slide 1 - Slide

Wat ga je doen?
  • Voorkennis activeren
  • Theoretische vragen maken
  • Doen opdrachten uitvoeren

Slide 2 - Slide

Leerdoelen Taak 6 en 7
Je leert:
  • hoe je je eigen handen wast op een professionele manier
  • hoe je een melkgebit verzorgt
  • hoe je tandenpoetsen leuk maakt 
  • hoe je hygiënisch en ergonomisch moet schoonmaken

Slide 3 - Slide

Hoe is het met je?

😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Wat betekent ergonomie?
A
altijd eerst je materialen klaarleggen voordat je begint
B
goed door de knieën zaken tijdens het tillen
C
verstandig met je lichaam omgaan tijdens je werk, zodat je gezond blijft
D
Zorgen voor een kiemvrije omgeving

Slide 5 - Quiz

als je op je ergonomie let bij het strijken, dan let je op...
A
de stand van het strijkijzer
B
de hoogte van de strijkplank
C
het behandelingsetiket van het wasgoed
D
dat je je niet verbrand aan het strijkijzer

Slide 6 - Quiz

Wat is een voorbeeld van ergonomie?
A
De lichten aandoen met een afstandsbediening
B
Tillen met rechte rug
C
Aangepast bestek
D
Alarmknop voor een oudere

Slide 7 - Quiz

Voor bepaalde ruimtes gelden strengere hygiëne-eisen. Deze ruimtes moeten vrij zijn van micro-organismen. Hoe noem je deze vorm van hygiëne?
A
Huishoudelijk schoon
B
Smetschoon
C
Bedrijfshygiëne

Slide 8 - Quiz


Wat is ‘huishoudelijk schoon’?
A
De ruimte is schoon, gesopt en opgeruimd.
B
De ruimte is vrij van micro-organismen.
C
De vloer is geveegd, de rommel is opgeruimd en alleen het ergste vuil is verwijderd.
D
De vloer is schoon, de rest van de ruimte niet.

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van schoonmaken.
A
Van vies naar schoon.
B
Van schoon naar vies.
C
Van beneden naar boven.
D
Eerst nat, dan droog.

Slide 10 - Quiz

Wat gebruik je bij nat schoonmaken?
A
bezem, plumeau
B
bezem, kruimeldief
C
dweil, mop
D
handschoenen

Slide 11 - Quiz

wat is de juiste volgorde van het schoonmaken ?
A
van binnen naar buiten
B
van hoog naar laag
C
van buiten naar binnen
D
van laag naar hoog

Slide 12 - Quiz

wat betekent het woord schoonmaakfrequentie
A
hoe je schoonmaakt
B
hoe vaak je schoonmaakt
C
waarmee je schoonmaakt
D
waarom je schoonmaakt

Slide 13 - Quiz

Aan de slag taak 6 opruimen en schoonmaken

- Opdracht 2, 3 en 4 (denk aan de tafels, kinderstoel, wekelijkse schoonmaakbeurt van de vloer, vaatwasmachine vullen, aanrecht schoonmaken, was in de wasmand, opruimen van de schoonmaakspullen)
- Praktijkopdracht: je eigen handen professioneel wassen 
(in 2-tallen)

Slide 14 - Slide

Maak opdracht 1 t/m 11
  • Doen opdracht 6, 7 en 8 mag je overslaan
  • Doen opdracht 9 inleveren in de ELO

Slide 15 - Slide

Aan de slag taak 7 Tandenpoetsen
Lees tekstbron 100 Mondverzorging 
Lessonup om te tekstbron samen te vatten
Maken opdrachten 2 , 3, 4 ,5 en 6
Praktijkopdracht: opdracht 7, 8 en 9 (rapporteren in het logboek)
Maken opdrachten 10 en 11 (= is ook het huiswerk)

Slide 16 - Slide

Wat is tanderosie?
A
Doorbreken van de verstandskiezen.
B
Slijtage van de glazuurlaag van de tanden.
C
Vervanging van de melktanden door de definitieve tanden.
D
Vervanging van de natuurlijke tanden door een kunstgebit.

Slide 17 - Quiz

de grootste oorzaak van tanderosie zijn:
A
suikers in eten en drinken
B
glucose in eten en drinken
C
zuren in eten en drinken
D
niet je tanden poetsen

Slide 18 - Quiz

Suikers zijn slecht voor je gebit omdat
A
suiker wordt door zuur omgezet in bacteriën
B
Zuur lost het tandglazuur op
C
suiker wordt door bacteriën omgezet in zuur
D
Tandglazuur wordt hard door extra zuur

Slide 19 - Quiz

Een goed voedingspatroon voor een dreumes is
A
2 hoofdmaaltijden en niet meer dan 4 tussendoortjes
B
3 hoofdmaaltijden en niet meer dan 4 tussendoortjes
C
3 hoofdmaaltijden en niet meer dan 5 tussendoortjes
D
1 hoofdmaaltijd en niet meer dan 5 tussendoortjes

Slide 20 - Quiz

De eerste melktandjes krijgt een baby gemiddeld tussen de
A
3 en 6 maanden
B
4 en 7 maanden
C
5 en 8 maanden
D
6 en 10 maanden

Slide 21 - Quiz

Bij de dreumes moet je ook het tandvleesrandje meepoetsen
A
niet waar
B
waar

Slide 22 - Quiz

Waarom is het beter om voor
peuter en kleuters aparte
tandpasta te gebruiken?
A
Daar zit minder 'fluoride' in
B
Daar zit minder suiker in
C
Daar zit meer 'fluoride' in
D
Dat maakt de tanden beter schoon

Slide 23 - Quiz

Wat doet 'fluor' of 'fluoride' in tandpasta?
A
doet gaatjes verdwijnen
B
versterkt het tandglazuur
C
doodt schadelijke bacteriën in de mond
D
voorkomt tandplak

Slide 24 - Quiz

Veel voedingsstoffen bevatten zuur. hierdoor wordt het tandglazuur hard
A
dit is waar
B
dit is onwaar

Slide 25 - Quiz

Waarom is het belangrijk om tandplak te verwijderen?


A
Omdat door tandplak je tandenborstel erg snel slijt.
B
Omdat je van tandplak een slechte adem krijgt.
C
Omdat de bacteriën in tandplak ervoor zorgen dat je de griep kunt krijgen.
D
Omdat je dan minder kans hebt op ontstoken tandvlees en loszittende tanden.

Slide 26 - Quiz

Wat betekent cariës ?
A
gaatjes in het gebit
B
manier van flossen
C
tandplak
D
zuren en suikers in de voeding

Slide 27 - Quiz

Leerdoelen:
  • Je leert hoe je samenwerkt
  • Je leert hoe je een gesprek voert 

Slide 28 - Slide

Taak 8
Leerdoelen:
  • Je leert hoe je samenwerkt
  • Je leert hoe je een gesprek voert 

Slide 29 - Slide

Taak 8
Leerdoelen:
  • Je leert hoe je samenwerkt
  • Je leert hoe je een gesprek voert 

Slide 30 - Slide


Kleine Quiz!
Wat is een open vraag?
Wat is een gesloten vraag?
Een vraag die je alleen met ja of nee kunt beantwoorden.
Een vraag waar je een uitgebreid antwoord mee kunt krijgen.

Slide 31 - Drag question

Vragen stellen
Om een goed gesprek te kunnen voeren (converseren) en actief te luisteren moet je instaat zijn om de juiste vragen te stellen. De vraag stel je om informatie te krijgen.
Er zijn twee soorten vragen:
  1. Gesloten vragen: dit zijn vragen waar met ja  of nee op geantwoord kan worden, maar geven weinig informatie.
  2. Open vragen: die beginnen vaak met wie, wat , waar, wanneer, en soms waarom. Wanneer je open vragen stelt krijg je antwoorden met veel informatie.

En om nu precies te weten wat een ander wil maak je gebruik van de 
LSD-techniek
L- Luisteren. 
Pas de regels van actief luisteren toe.
S- Samenvatten
Vat in een paar woorden samen wat de ander je heeft verteld.
D- Doorvragen
In een verhaal zitten altijd vage stukjes of stukjes die niet kloppen of die je niet snapt. Net als bij actief luisteren stel je vragen om hier meer over te weten te komen.


Slide 32 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 7
  • Doen opdracht 5, 6 en 7 mag je overslaan
  • Afmaken taak 7
  • Nakijken taak 7 en 8
  • Afmaken van je begrippentrainer
  • Maak de oefentoets!

Slide 33 - Slide

Extra opdracht
Taak 9
Opdracht 2 Een stripverhaal maken
  • Je laat in je strip zien wat er op een dag gebeurt op het kinderdagverblijf. Van halen en     brengen en alles daartussen in.
  • Je lesbrief gebruik je als informatiebron
  • In je stripverhaal probeer je normen en waarden te laten zien/lezen.
  • Je mag zelf bepalen hoe je je strip verhaal maakt, bv met een digitaal                           programma
  • Je stripverhaal inleveren in de ELO

Slide 34 - Slide

Kahoot
Je gaat in tweetallen een Kahoot maken. 
Input voor je vragen haal je uit de lesbrief: De dreumesgroep en de tekstbronnen die je daarvoor hebt moeten lezen.




De opdracht:
- De kahoot maak je in tweetallen
- Je bedenkt/maakt samen 6 serieuze vragen
- Dit moeten 2 vragen zijn die beantwoord kunnen worden met goed of fout
- Dit moeten 2 vragen zijn die beantwoord kunnen worden met ja of nee
- Dit moeten 2 vragen  zijn waar je 3 “foute” antwoorden voor moet bedenken en 1 juist antwoord
- Elke vraag bevat een passend plaatje
- De kahoot wordt vervolgens klassikaal gespeeld


Slide 35 - Slide