Chapitre 1, grammaire D (oefening)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

havo-2 chapitre 1, grammaire D

Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel passé composé oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!

Répéter:
chapitre 1, grammaire D

Een aantal vragen (probeer deze antwoorden eerst op te schrijven):

- Over welke 2 tijden ging dit grammatica-onderdeel?

- Wie kan wat vertellen over het stappenplan?

- Er waren ook uitzonderingen. Hoe zat dit ook alweer?

Répéter:
grammaire D

Vorig jaar hebben we geoefend met 2 verschillende tijden.

De présent (tegenwoordige tijd)

De passé composé (de voltooid verleden tijd)

Deze les gaan we de passé composé herhalen en een klein beetje uitbreiden.

Neem de volgende slides goed over in je schrift.

De passé composé:
hoe zat het ook alweer?

De passé composé is in het Nederlands de voltooide tijd.

Bijvoorbeeld:
- ik heb gemaakt
- hij heeft geleerd.

Het maken van een passé composé bestaat altijd uit 2 stappen.
Stap 1: het hulpwerkwoord
Stap 2: het voltooid deelwoord.

We lopen ze even samen door..

Stap 1:

het hulpwerkwoord avoir

Dit rijtje ken je (als het goed is) nog van vorig jaar. 

j'ai

tu as

il a

elle a 

on a 

nous avons

vous avez 

ils ont

elles ont

ik heb

jij hebt

hij heeft

zij heeft

men heeft, we hebben

wij hebben

u heeft, jullie hebben

zij hebben (mannelijk meervoud)

zij hebben (vrouwelijk meervoud)

Grammaire D:
stap 2: het voltooid deelwoord

Haal -er van het werkwoord af en plak er een é achter.

Bijvoorbeeld:

donner --> donner --> donné

j'ai donné

tu as donné

il/elle/on a donné

nous avons donné

vous avez donné

ils/elles ont donné

ik heb gegeven

jij hebt gegeven

hij/zij/men heeft gegeven

wij hebben gegeven

u heeft gegeven, jullie hebben gegeven

zij hebben gegeven (meervoud)

De passé composé:
de uitzonderingen...

De volgende 3 werkwoorden eindigen niet op -er. Ze zijn dus onregelmatig.

Daarom moet je hier het volgende mee doen:

Stap 1 blijft hetzelfde: het hulpwerkwoord blijft avoir.

Stap 2: het voltooid deelwoord wordt:

avoir (eu)

j'ai eu
tu as eu
il/elle on a eu
nous avons eu

vous avez eu

ils/elles ont eu

être (été)

j'ai été
tu as été
il/elle on a été
nous avons été

vous avez été

ils/elles ont été

faire (fait)

j'ai fait
tu as fait
il/elle on a fait
nous avons fait

vous avez fait

ils/elles ont fait

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (être)

On _____ ___________ en vacances en Italie pendant les vacances.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (faire)

Il ____ ____________ beau et chaud.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (manger)

Nous ______ __________ des pâtes tous les jours.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (adorer)
Vous _______ _________ ça aussi?