Hoofdstuk 14

Hoofdstuk 14
Tijd en Snelheid
1 / 21
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo b, k, t, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 14
Tijd en Snelheid

Slide 1 - Slide

Planning van de les
- Terugkoppeling Toets Hoofdstuk 10 t/m 13
- introductie opdracht tijd en snelheid
- Doel van de les bespreken
- Instructie tijd en snelheid
- Verwerking 
- Afsluiting

Slide 2 - Slide

Introductie opdracht
Jullie gaan naar de Ziggodome in Amsterdam voor een concert van jullie favoriete artiest. Dat is 104 km hiervandaan. Reken samen met degene naast je uit hoelang je erover doet met de fiets, de auto en de trein. 
Tip: Gebruik een verhoudingstabel.

 auto = 80 km/u
fiets = 20 km/u
trein = 100 km/u

Slide 3 - Slide

Terugkoppeling Toets 
Hoofdstuk 10 t/m 13

Slide 4 - Slide

-  Ik kan tijdseenheden, zoals minuten, dagen omrekenen
- Ik kan een tijd of een datum aflezen en vervolgens met deze gegevens rekenen.
- Ik kan de snelheid uitrekenen met de afstand en de tijd waarin de afstand is afgelegd.
- Ik kan de afstand of tijd uitrekenen met de snelheid en de tijd/afstand waarin de afstand/tijd is afgelegd.

 

Leerdoel van deze les

Slide 5 - Slide

Eenheden van tijd
Welke kennen we allemaal?

Slide 6 - Slide

eenheden van tijd

millennium = 1000 jaren
eeuw = 100 jaren
decennium = 10 jaren
1 jaar = 4 kwartalen = 12 maanden= 365 dagen
1 kwartaal = 13 weken
1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 uur = 60 minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 7 - Slide

rekenen met eenheden van tijd
voorbeeld:
27,4 uren is

Stap 1: Dagen --> 1 dag (27,4 - 1x24 = 3,4)
Stap 2: Uren --> 3 uren ( 3,4 - 3 = 0,4)
Stap 3: Minuten --> 24 minuten (0,4 x 60 = 24)



Slide 8 - Slide

125 minuten = .....uren en ..... minuten

Slide 9 - Open question

5,6 jaren = ....jaren en .... dagen

Slide 10 - Open question

Snelheid
Wat weten we over snelheid?

Slide 11 - Slide

eenheden van snelheid
kilometer per uur (km/u)
meter per seconde (m/s)

km/u = m/s x 3,6
m/s = km/u : 3,6


Slide 12 - Slide

Rekenen met snelheidseenheden


Frits gaat 80 km fietsen en doet daar 2,5 uur over.
Hoeveel km per uur loopt Frits dan?




Slide 13 - Slide

Snelheid omrekenen
15 km/u = .... m/s

4 m/s = .... km/u

Slide 14 - Slide

Opdracht 18C Blz. 156






Tip: Kijk in het rekenboekje op teams. Blz. 17 & 18 staat het stappenplan. 

Slide 15 - Slide

Afstand berekenen
Boris gaat zeilen. Hij heeft een snelheid van 54 km/u.
Hoeveel meter legt Boris af in 10 sec.

Slide 16 - Slide

opdracht 22B blz. 160





Tip: Kijk in het rekenboekje op teams. Blz. 17 & 18 staat het stappenplan. 

Slide 17 - Slide

Opdracht 19C Blz. 158





Tip: Kijk in het rekenboekje op teams. Blz. 17 & 18 staat het stappenplan. 

Slide 18 - Slide

Tijd berekenen
Wendy rijdt met haar scooter 40 km/u.
In hoeveel seconden rijdt Wendy 500 m?

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Hoe?
In tweetallen
Ik loop rond voor vragen
Blz.
Hoofdstuk 14
Opdr.
Opdr. 2, 5 t/m 8, 10, 12, 15, 17 t/m 20, 22, 26 t/m 29
timer
15:00

Slide 20 - Slide

Afsluitende opdracht

Sarah rijdt met haar auto 392 km in 3,5 uur.
Wat is de gemiddelde snelheid van Lara in kilometer per uur?

Slide 21 - Slide