V2 Trabitour ed.4 K3 Tussenevaluatie (oefening)

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lernziele

• Je kunt een regelmatig werkwoord vervoegen (met afwijkende stam);
• Je kunt het bezittelijk voornaamwoord als onbepaald lidwoord gebruiken. 
  

Planung heute

• Inschatting: Wat kun je? 
• Quiz 1: Werkwoord vervoegen
• Quiz 2: Bezittelijk voornaamwoorden met of zonder -e
  

Je krijgt 15 vragen met werkwoorden.
Hoeveel ga je juist beantwoorden?

115

Je krijgt 15 vragen met bezittelijk voornaamwoorden.
Hoeveel ga je juist beantwoorden?

115

Klassenregeln

Quiz 1: Werkwoord vervoegen

• Je krijgt 15 controlevragen. 
• Neem je tijd. 
• Gokken is vaak niet mogelijk. 

Wat is het onderwerp in deze zin?


Er __________ (fahren) morgen nach Deutschland.

1. Er
2. morgen
3. nach
4. Deutschland

Wat heb je nodig om een werkwoord te vervoegen?

1. het onderwerp de uitgang het voltooid deelwoord
2. het onderwerp het voltooid deelwoord
3. het onderwerp de stam de uitgang
4. het onderwerp de stam het hele werkwoord

Was ist das Subjekt in diesem Satz?

Ich gehe morgen nach Hause.

Was ist das Subjekt in diesem Satz?

Was hat John geschrieben?

Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naar de juiste plek

ik

jij

hij

zij

het

men

wij

jullie

zij

U

ich

du

er

sie

es

sie (mv)

ihr

wir

Sie

man

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(essen) Wann ___________ ihr das Mittagessen?

1. ess
2. esse
3. esst
4. essen

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(tanzen) Manchmal _________________ ich zuhause.

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(reisen) Frau Sommer ist in die Niederlande ______________ .

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(übersetzen) ___________ du die Aufgabe für deinen Bruder?

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(arbeiten) Wie spät ____________ du morgen?

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(scheiden) Er ___________ die Zwiebel.

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(finden) Ihr ____________ die Wörter in der Wörterliste.

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(atmen) Warum ___________ ihr so schnell?

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(zeichnen) Hast du dieses Bild _________________ ?

Ergänze das Verb in der richtigen Form.

(rechnen) Du ___________ die Preise inklusive Mehrwertssteuer.

Klassenregeln

Quiz 2: Bezittelijk voornaamwoord

• Je krijgt 15 controlevragen. 
• Neem je tijd. 
• Bij de sleepvraag passen sommige woorden op meerdere plekken. 

mannelijk

_____Durst

____ Mann

____ Zucker

vrouwelijk

____Wurst

____ Frau

____ Suppe

onzijdig

____Haus

____ Obst

_____ Brot

meervoud

____Gläser

____ Getränke

_____ Äpfel

Op de 1e rij zet je de bepaalde lidwoorden

Op de 2e rij zet je de onbepaalde lidwoorden

Op de 3e rij zet je de bezittelijk voornaamwoorden

ein-

kein-

eine

keine

der

die

das

die

sein-o

euer-

ihre

unsere

geen

Im Sommer liegt ____________ Schnee (m).

1. ein
2. eine
3. kein
4. keine

Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar de juiste vertaling

mijn

jouw

zijn

haar

zijn (o)

onze

jullie

hun

Uw

mein

dein

sein

ihr (v)

sein (o)

ihr

euer / eure

unser

Ihr

zijn

Der Mann gibt _______ Geschenk (o)

1. sein
2. seine
3. ihr
4. ihrem

hun

Die Kinder haben _______ Buskarte verloren.

1. ihr
2. ihre
3. euer
4. eure

mijn

_________ Apfel ist gesund.

uw

Ich habe hier ________ Freundin gesehen.

geen

Hast du _______ Durst (m)?

haar

_______ Eis ist mit Erbeeren.

onze

Herr Kellner? ________ Brot ist sehr trocken.

zijn

Hast du ______ Obst gesehen?

onze

Herr Kellner? Dürfen wir ______ Rechnung haben, bitte?

jullie

Habt ihr ______ Hausaufgaben gemacht?

mijn

Kannst du mir _______ Wasser geben?

jouw

Du hast _______ Süßigkeiten nicht gegessen!

Klassenregeln

Schluss

• Je bent nu klaar;
• Geef in de volgende vragen aan hoe je denkt dat je gescoord hebt. 

Je kreeg 15 vragen met werkwoorden.
Hoeveel heb je juist beantwoord?

115

Je krijgt 15 vragen met het bezittelijk voornaamwoord.
Hoeveel heb je juist beantwoord?

115