1HV 4.4 Schrijven: alinea en artikel

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dilemma

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Alinea-opbouw 
Kernzin
 informatieve tekst schrijven
en toetsinzage :)

 4.4 Schrijven en formuleren, bladzijde 32-34

Slide 4 - Slide

Fictielezen

Slide 5 - Slide

Toetsinzage H4 Grammatica en spelling

Slide 6 - Slide

Creatief schrijven

Slide 7 - Slide

Hoeveel keer lees je Snuffie 
in  20 seconden?

Slide 8 - Slide

Hoeveel Snuffies heb je geteld?

Slide 9 - Mind map

Welke 'Snuffies' zou je vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord om de tekst aantrekkelijker te maken?

Slide 10 - Slide

Samengestelde zinnen schrijven
- Wissel in een tekst korte zinnen af met samengestelde zinnen, want dit leest prettiger. 
- Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen
- Je kunt de zinnen aan elkaar plakken met een voegwoord.
- Veelgebruikte voegwoorden zijn: en, of, maar, want, dus, 
   omdat, terwijl, voordat, nadat, als en toen.

Slide 11 - Slide

Paragraaf 4.4 Schrijven:
de alineaopbouw
  1. Start met een kernzin.   Deze zin met de belangrijkste informatie geeft aan waar de alinea over gaat.
  2. De uitwerking van de alinea  is een toelichting op de kernzin met uitleg of een voorbeeld.

Slide 12 - Slide

Wat is hier de kernzin ?
Niet nog meer gaatjes
Na een paar minuten legt hij uit wat ik allemaal moet doen om te voorkomen dat ik
nog meer gaatjes krijg. Ik heb namelijk een behoorlijk slecht gebit en voor mijn
leeftijd heb ik al heel veel gaatjes gehad. Ik moet van hem tweemaal per week
fluorspoelen met een of ander vies waterig melkdrankje. Ook moet ik elke dag twee
keer heel uitvoerig poetsen en tweemaal per dag mijn hele gebit laten bloeden met
tandenstokers. ’s Avonds voor het slapengaan moet ik eerst mijn tanden insmeren
met tandpasta en dan nog helemaal flossen. Alsof dat nog niet genoeg is, moet ik
ook nog een eetdagboek bijhouden. Dat moet toch alleen bij een diëtist, of ben ik
nou gek

Slide 13 - Slide

De eerste zin is de kernzin.
Niet nog meer gaatjes
Na een paar minuten legt hij uit wat ik allemaal moet doen om te voorkomen dat ik
nog meer gaatjes krijg. Ik heb namelijk een behoorlijk slecht gebit en voor mijn
leeftijd heb ik al heel veel gaatjes gehad. Ik moet van hem tweemaal per week
fluorspoelen met een of ander vies waterig melkdrankje. Ook moet ik elke dag twee
keer heel uitvoerig poetsen en tweemaal per dag mijn hele gebit laten bloeden met
tandenstokers. ’s Avonds voor het slapengaan moet ik eerst mijn tanden insmeren
met tandpasta en dan nog helemaal flossen. Alsof dat nog niet genoeg is, moet ik
ook nog een eetdagboek bijhouden. Dat moet toch alleen bij een diëtist, of ben ik
nou gek ?

Slide 14 - Slide

Waarom is het verstandig om de kernzin op de eerste plaats te zetten als je zelf schrijft?

Slide 15 - Slide

Schrijfopdracht




Schrijf een kernzin over een onderwerp dat je bezighoudt. 
Vul deze aan met een toelichting (uitleg en/of voorbeeld) van minimaal drie zinnen.

Slide 16 - Slide

Wat schrijft de schrijver in een informatieve tekst?
Artikelen in tijdschriften zijn informatieve teksten

Slide 17 - Slide


Tangsudo? Nooit van gehoord!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Wat?
§4.4 Schrijven en formuleren:  1ab, 2, 5abc en 6 
Hoe?
Leerwerkboek + schrift
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel?
Alineaopbouw: kernzin+ uitleg of voorbeeld
sportartikel schrijven
Klaar?
Daltontaak, lezen

Slide 20 - Slide

Denkvragen:

Waaraan herken je een alinea?
Omschrijf wat een kernzin is.
Wanneer is een kernzin goed?

Slide 21 - Slide




Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Slide 22 - Slide

Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Samengestelde zinnen schrijven
Alineaopbouw: kernzin + uitleg of voorbeeld
 Informatieve tekst schrijven  (artikel)
Tang soo doo

Slide 23 - Slide

Einde van de les

Slide 24 - Slide

Lees in tweetallen tekst 5 op blz. 47 uit 4.5 Woorden 'Een hapje ensifera'.

Onderstreep de nonsenswoorden.
Omcirkel de signaalwoorden.

Hoe helpen de signaalwoorden of leestekens om de woordbetekenissen van de nonsenswoorden te achterhalen?

Slide 25 - Slide

Heb je vragen over opdracht 11 uit paragraaf 4.8 Grammatica woordsoorten?
nee
ja

Slide 26 - Poll

Wat 'doet' een persoonlijk voornaamwoord (psv)?
A
Geeft aan van wie iets is.
B
Zegt iets over een situatie.
C
Duidt een persoon of ding aan.
D
Zegt aan wie iets gegeven wordt.

Slide 27 - Quiz

Welke psv of psv's zitten in deze zin?

Je kunt ze morgen bij mevrouw Meijer ophalen.

A
je
B
mevrouw Meijer
C
je + ze
D
morgen

Slide 28 - Quiz

Welke woorden zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
Mijn, jouw, ik, ons
B
Hun, zijn, onze, uw
C
Mij, uw, hen, wij
D
Wij, zij, jullie, onze

Slide 29 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Ik
heb
jouw
pen
niet gepakt.
Zij
geeft
zijn
kaartje
aan
ons.
Heb
jij
hem
gezien
op
ons
feestje.

Slide 30 - Drag question

Expertgroepen
Paragraaf 4.3 Lezen, leestaak: 
Elk groepje bespreekt in 2 minuten de beste antwoorden van één vraag. Klaar? Vouw het bootje!

1= 14bc, 2 = 15, 3 = 16, 4 = 17, 5 = 19, 6 = 20, 7 = 21

Daarna presenteren de expertgroepen de antwoorden.





Slide 31 - Slide