4C: De verbanden in een tekst

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Omdat zij altijd te laat uit bed kwam, heeft haar moeder een nieuwe wekker voor haar gekocht.
A
omdat
B
altijd
C
uit
D
voor
1 / 49
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Omdat zij altijd te laat uit bed kwam, heeft haar moeder een nieuwe wekker voor haar gekocht.
A
omdat
B
altijd
C
uit
D
voor

Slide 1 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij houdt erg van gamen, zij speelt daarentegen liever buiten.
A
zij
B
gamen
C
daarentegen
D
liever

Slide 2 - Quiz

4C. Structuur en verbanden

Slide 3 - Slide

Lesdoelen

- Je weet wat tekstverbanden zijn
- Je weet wat signaalwoorden zijn
- Je weet wat tekstverbanden en signaalwoorden met elkaar te maken hebben

Slide 4 - Slide

Klassengesprek
Lees onderstaande zinnen en bedenk voor beide gevallen wat zin a met zin b te maken heeft.

1. a. Ik vind gedichten leuk.
    b. Ze laten me nadenken over de betekenis ervan

2. a. Reclames maken is een vak apart.
     b. Je moet goed kunnen spelen met taal.

Slide 5 - Slide

Klassengesprek
Wat is het verschil in betekenis tussen onderstaande zinnen?

1. Ik vind gedichten leuk, want ze laten me nadenken over de betekenis 
    ervan.

2. Ik vind gedichten leuk, maar ze laten me nadenken over de betekenis
     ervan.

Slide 6 - Slide

Klassengesprek
  • Wat denk je dat tekstverbanden zijn?

  • Wat denk je dat signaalwoorden zijn?

  • Wat hebben signaalwoorden met tekstverbanden te maken?


Slide 7 - Slide

HB blz. 52
In een goedgeschreven tekst staan zinnen niet los van elkaar, maar vormen ze een logisch geheel. Een schrijver maakt er een logisch geheel van door het verband tussen zinnen of zinsdelen expliciet te maken, bijvoorbeeld door het gebruik van signaalwoorden.

Signaalwoorden geven je een signaal over het soort verband tussen tekstdelen (zinsdelen, zinnen, alinea's of zelfs hele hoofdstukken). In de tabel op deze bladzijde zie je een overzicht van soorten verbanden, met voorbeelden van signaalwoorden die daarbij horen.

Slide 8 - Slide

Signaalwoorden geven het verband in een tekst aan tussen ...
A
alinea's
B
woorden
C
woorden en zinnen
D
woorden, zinnen en alinea's

Slide 9 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Ik ging tv kijken nadat ik huiswerk had gemaakt.
A
nadat
B
ging
C
huiswerk
D
gemaakt

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband geeft dat woord aan?
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Opsomming
D
Toelichting

Slide 11 - Quiz

Tijd
  • Beschrijft gebeurtenissen die te maken hebben met tijd.

  • Voordat ik door de douane ging, ontdekte ik dat ik mijn legitimatiebewijs was vergeten.

  • Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort

Slide 12 - Slide

Wat zijn de signaalwoorden in deze zin:
Ik heb veel hobby's. Ten eerste sport ik graag, bovendien speel ik vaak FIFA en ik lees weleens een boek.
A
ten eerste, graag, bovendien
B
graag, bovendien, vaak
C
ten eerste, bovendien, en
D
bovendien, vaak, en

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband geven die woorden aan?
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Opsomming
D
Toelichting

Slide 14 - Quiz

Opsomming
  • In een opsommend verband worden dingen achter elkaar genoemd.

  • Ten eerste vind ik dat je op tijd moet komen en je moet ook je spullen op orde hebben.

  • Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte, en, niet alleen ... (maar) ook

Slide 15 - Slide

Welk tekstverband geeft dat woord aan?
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Opsomming
D
Toelichting

Slide 16 - Quiz

Tegenstelling
  • In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde dingen genoemd.

  • In het weekend heb ik een baantje, maar doordeweeks heb ik daarvoor geen tijd.

  • Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  ofschoon, desondanks, aan de ene kant ... aan de andere kant

Slide 17 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin:
In de lente bloeien veel bloemen, zoals de narcis, de tulp en de hyacint.
A
in
B
lente
C
veel
D
zoals

Slide 18 - Quiz

Welk tekstverband geeft dat woord aan?
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Verduidelijking

Slide 19 - Quiz

Verduidelijking
  • Hier wordt de informatie aangevuld om de tekst duidelijker te maken.

  • Luc is dyslectisch. Dit houdt in dat hij moeite heeft met lezen en spellen.

  • Signaalwoorden: dit betekent, met name, dit houdt in, dat wil zeggen, onder meer

Slide 20 - Slide

Voorbeeld
  • Hier wordt informatie gegeven bij een onderwerp in de vorm van een voorbeeld.

  • In het aquarium zwemmen allerlei tropische vissen, zoals zwaarddragers en black molly's.

  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, denk aan, zoals, ter illustratie, onder andere, als

Slide 21 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij praatte duidelijk, keek het publiek aan en zijn slides waren overzichtelijk. Al met al gaf hij een prima presentatie.
A
duidelijk
B
overzichtelijk
C
al met al
D
prima

Slide 22 - Quiz

Welk tekstverband geven die woorden aan?
A
Toelichtend
B
Concluderend
C
Redengevend
D
Oorzakelijk

Slide 23 - Quiz

Conclusie
  • Bij een concluderend verband trekt de auteur een conclusie uit informatie eerder in de tekst.

  • Te veel suiker eten vergroot de kans op hart- en vaatziekten. Het is dus ongezond.

  • Signaalwoorden: dus, concluderend, al met al, dan ook

Slide 24 - Slide

Welk tekstverband geven die woorden aan?
A
Toelichting
B
Conclusie
C
Reden
D
Oorzaak

Slide 25 - Quiz

Reden
  • Bij een reden geef je aan waarom iemand iets doet of vindt.

  • Voor voetbalwedstrijden heb je een goede conditie nodig, daarom train ik 2x per week. 

  • Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege

Slide 26 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Het waait ontzettend hard, daardoor vallen er veel takken van de bomen.
A
waait
B
ontzettend
C
daardoor
D
veel

Slide 27 - Quiz

Welk tekstverband geven die woorden aan?
A
Toelichting
B
Conclusie
C
Reden
D
Oorzaak

Slide 28 - Quiz

Oorzaak en gevolg
  • Een oorzaak laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je geen invloed hebt).

  • Doordat het hard geregend had, was de weg overstroomd. 

  • Signaalwoorden: door, doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te

Slide 29 - Slide

Welk tekstverband geeft dit woord aan?
A
Oorzaak
B
Vergelijking
C
Doel-middel
D
Samenvatting

Slide 30 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij wil graag advocaat worden, zoals zijn moeder dat ook is.
A
graag
B
zoals
C
moeder
D
dat

Slide 31 - Quiz

Vergelijking
  • Met een vergelijkend verband maakt de schrijver iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.

  • Net als bij Nederlands, is begrijpend lezen bij Engels ook belangrijk.

  • Signaalwoorden: in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met

Slide 32 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Om bij het clubje te horen, ging Robert zich stoerder gedragen.
A
Om ... te
B
ging
C
zich stoerder
D
ging ... gedragen

Slide 33 - Quiz

Welk tekstverband geeft dit woord aan?
A
Oorzaak
B
Vergelijking
C
Samenvatting
D
Doel-middel

Slide 34 - Quiz

Doel - middel verband
  • Een doel-middel verband geeft aan welk 'middel' er gebruikt wordt om een bepaald doel te bereiken.

  • Om bij het clubje te horen, ging Robert zich stoerder gedragen.

  • Signaalwoorden: om ... te, door middel van, met behulp van, zodat, opdat

Slide 35 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Samengevat ben ik erg blij met de hulp die iedereen aanbiedt.
A
die
B
erg blij
C
Samengevat
D
hulp

Slide 36 - Quiz

Welk tekstverband geeft dit woord aan?
A
Oorzaak
B
Vergelijking
C
Samenvatting
D
Doel-middel

Slide 37 - Quiz

Samenvatting
  • Bij een samenvattend verband geef je een verkorte weergave van de informatie uit de tekst.

  • Samenvattend kunnen we zeggen dat de missie is geslaagd.

  • Signaalwoorden: kortom, samenvattend, samengevat

Slide 38 - Slide

Lastige tekstverbanden
  • Inperking
  • Voorwaarde

Slide 39 - Slide

Inperking 
  • Er wordt een grens aangegeven. Lijkt erg op een tegenstelling.

  • Hoewel Afrika een prachtig continent is, ga ik toch liever in Europa op vakantie.

  • Signaalwoorden: hoewel, ondanks, natuurlijk ... maar

Slide 40 - Slide

Voorwaarde
  • Je maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.

  • We gaan op de fiets, tenzij het regent.
  • Je mag naar het feestje van Marit, mits je je huiswerk af hebt.

  • Signaalwoorden: als, wanneer, tenzij, mits, indien

Slide 41 - Slide

Welk verband staat in de volgende zinnen:
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
A
reden
B
tijd
C
conclusie
D
oorzaak

Slide 42 - Quiz

Welk verband zie je in de volgende zin:
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
tegenstelling
B
tijd
C
voorbeeld
D
vergelijking

Slide 43 - Quiz

Welk verband zie je in deze zin:
We willen Pietje graag in onze groep vanwege zijn vriendelijkheid. Ook is hij altijd erg behulpzaam.
A
tijd
B
opsomming
C
verduidelijking
D
tegenstelling

Slide 44 - Quiz

Welk verband zie je in de volgende zin:
Net als in Amerika, gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodrestaurants.
A
vergelijking
B
oorzaak
C
opsomming
D
reden

Slide 45 - Quiz

Bedenk nu zelf een nieuwe zin met een oorzakelijk verband erin. Onderstreep het signaalwoord.

Slide 46 - Open question

Bedenk nu zelf een nieuwe zin met een doel - middel verband erin. Onderstreep het signaalwoord.

Slide 47 - Open question

Ik weet wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.
A
Jazeker
B
Een beetje
C
Niet echt

Slide 48 - Quiz

Aan de slag!

Als je geen vragen meer hebt, kun je aan de slag met de opdrachten van 4C.

Kijk op je studiewijzer voor de juiste opdrachten!

Slide 49 - Slide