LJ1 3+4 Herhaling spelling / LJ2 3+4 Herhaling spelling

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 Spelling  - LJ2 Spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 Spelling  - LJ2 Spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
LJ1: Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Laat je boek nog even dicht. 

LJ2: Begin alvast aan het werkblad en kijk via LessonUp naar de les. 

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Weet je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft
- Weet je hoe je het voltooid deelwoord schrijft
- weet je hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft

Leergebiedoverstijgende doelen:
Omgaan met ruzie
- Je accepteert wanneer je wordt aangesproken op jouw gedrag en kan hiervoor jouw excuses aanbieden
- Je kan vertellen wat jouw aandeel is bij onenigheid

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Voor deze les is geen mini-check. We doen allemaal mee met de instructie.

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
  • Hoe vinden we de persoonsvorm ook alweer?
  • Wat kun je aan de persoonsvorm zien?
  • Aan de persoonsvorm zie je of de zin in de tegenwoordige, of in de verleden tijd staat!

Slide 5 - Slide

Klankveranderende werkwoorden

De klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd
Bijvoorbeeld:              
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik loop         - wij lopen
ik liep              - wij liepen
Ik zwem      - jullie zwemmen
Ik zwom          - jullie zwommen
hij zegt        - wij zeggen         
Hij zei               - wij zeiden
Hij eet          - zij eten
Hij at                - zij aten

Slide 6 - Slide

Klankvaste werkwoorden

- De klank van het werkwoord in de tegenwoordige en verleden tijd is hetzelfde.
- In de verleden tijd komt er achter de 'ik-vorm'  +te(n) of +de(n)

Bijvoorbeeld:              
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik voer           - wij voeren
ik voerde            - wij voerden
Ik straf           - jullie straffen
Ik strafte             - jullie straften
hij hoest        - wij hoesten        
Hij hoestte         - wij hoestten
Hij noemt     - zij noemen
Hij noemde        - zij noemden

Slide 7 - Slide

Klankvaste werkwoorden

  • Soms kan je niet goed horen of het in de verleden tijd nu +te(n) of de(n) is.

  • Want is het nu 'de jongen niesde' of is het 'de jongen nieste' ? of
  •                                'ik verfde mijn haar blauw' of 'ik verfte mijn haar blauw'?

  • Daarvoor is er een trucje!

Slide 8 - Slide

't kofschip X

Slide 9 - Slide

Hoe werkt 't kofschip X

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
niezen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'niez' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van niez = z
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
nee     dan +de(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +de(n)
nies+de(n)

Slide 10 - Slide

Hoe werkt 't kofschip X

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
straffen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'straff' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van straff = f
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja     dan +te(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +te(n)
strafte(n)

Slide 11 - Slide

4.8 Voltooid deelwoord (vdw)

  • begint vaak met ge-, ver- of be-
  • Staat nooit alleen in een zin, 
    altijd samen met een pv van hebben, worden of zijn

  • Bijvoorbeeld:
  • Zij is gevonden                          De jongen is verdwaald
  • De muur wordt geverfd         Het heeft de hele dag geregend   
  • Hij heeft gefietst                      Ik heb die film al gekeken

Slide 12 - Slide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Meestal kan je dat wel goed horen.
  • Bijvoorbeeld bij:
  • Ik heb die film al gekeken                     - (kijken)
  • Zij is gevonden                                          - (vinden)
  • De heeft in zijn mand gelegen           - (liggen)

  • Maar bij sommige voltooid deelwoorden is dat niet zo makkelijk te horen.

Slide 13 - Slide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Maar soms kan je het niet goed horen.
  • Vooral wanneer het voltooid deelwoord eindigt met een  't'-klank.
  • Je hoort dan niet of je 't' of een 'd' schrijft
  • Bijvoorbeeld bij: 
  • De muur wordt geverfd.                              - (verven)
  • Hij heeft gefietst.                                            - (fietsen)
  • De man is  getrouwd.                                    - (trouwen)

  • Daar zijn 2 oplossingen voor!

Slide 14 - Slide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Oplossing 1:   Maak het voltooid deelwoord langer
  • - verdwaald      ->  wordt:   verdwaalde      ->   je hoort duidelijk een 'd'
  • - getrouwd       ->  wordt:   getrouwde        ->   je hoort duidelijk een 'd'
  • - gewerkt          ->  wordt:   gewerkte           ->   je hoort duidelijk een 't'

  • Oplossing 2: gebruik 't Kofschip X

Slide 15 - Slide

Hoe werkt 't kofschip X
bij het voltooid deelwoord

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
missen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'miss' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van miss = s
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja     dan t
5. Voltooid deelwoord (vdw) is dan 
Hij heeft gemist.

Slide 16 - Slide

Hoe werkt 't kofschip X
bij het voltooid deelwoord
De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
verhuizen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'verhuiz' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van verhuiz = z
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
nee    dan d
5. Voltooid deelwoord (vdw) is dan 
Ik ben verhuisd.

Slide 17 - Slide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben niet alleen een enkelvoud, maar ook een meervoud. 
Meestal maak je het meervoud door één van de volgende uitgangen te gebruiken: -(e)n of -s. 
Je hoort vaak hoe je het meervoud moet schrijven.

tent-tenten   rivier-rivieren  vakantie-vakanties   hotel-hotels

Slide 18 - Slide

Er is een aantal regels waar je op moet letten: 

Slide 19 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Intensief --> Had je alle vragen van de mini-check fout?
nvt

Slide 20 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig het werkblad. 



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 21 - Slide

1. Lesopening

LJ2: Pak je boek van Nederlands en laat deze nog even dicht op tafel liggen.

Slide 22 - Slide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Ken je het verschil tussen het hele werkwoord en het voltooid deelwoord
- weet je hoe je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijft
- weet je wanneer je kleine letters en hoofdletters schrijft
- kun je werkwoorden in verschillende vormen spellen
- kun je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen
- kun je de apostrof, het weglatingsstreepje en het afbreekteken gebruiken

Leergebiedoverstijgende doelen:
Omgaan met ruzie
- Je accepteert wanneer je wordt aangesproken op jouw gedrag en kan hiervoor jouw excuses aanbieden
- Je kan vertellen wat jouw aandeel is bij onenigheid

Slide 23 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


We hebben geen mini-check voor deze les.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 
Je schrijft het volt. deelw als bijv. naamwoord altijd zo kort mogelijk op. De klank moet hetzelfde blijven. 
De kat is verjaagd - De verjaagde kat. 

Kort klank aan het einde? Extra medeklinker 
Ik heb de plant verpot- De verpotte plant. 

Lange klank aan het einde? Een medeklinker weg:
Hij heeft het spaargeld besteed- Het bestede geld. 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

4. Instructie
Hoe je het meervoud van een zelfstandig naamwoord moet schrijven, kun je horen als je het uitspreekt.

voorbeeld:
winter - winters
sneeuwvlokje - sneeuwvlokjes
wolk - wolken
muts - mutsen

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig het werkblad.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 35 - Slide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?


Slide 36 - Slide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?


                    

Slide 37 - Slide

Huiswerk
Huiswerk LJ1:                                           Huiswerk LJ2:             
Maandag 14 maart.                                Maandag 14 maart
Werkblad spelling                                  Werkblad spelling


Slide 38 - Slide