6.1 Sporen uit de ijstijd

Sporen uit de ijstijd
1 / 44
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Sporen uit de ijstijd

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je weet aan het einde van de les:
  • waarom er vlechtende rivieren zijn in de periode vóór de Saale-ijstijd
  • hoe verschillende landschapsvormen zijn gevormd in de Saale-ijstijd (afbeelding De Saale-ijstijd in Nederland en Glaciale landschapsvormen)
  • welke afzettingen (sedimenten) in de periode na de Saale-ijstijd zijn gevormd

Slide 2 - Slide

B117 Geologie

Geologische geschiedenis is ingedeeld in een geologische tijdschaal
Dit is bepaald aan de hand van fossielen

Belangrijke periode die we gaan bespreken:
Het Pleistoceen (2,5 miljoen - 12 duizend jaar geleden)
Het Holoceen (12 duizend jaar geleden - nu)


De wetenschap die zich bezighoudt met het ontstaan en de veranderingen van de aardkorst.

Slide 3 - Slide

Het pleistoceen
Pleistoceen = geologisch tijdvak vanaf 2,5 miljoen jaar tot 12.000 jaar geleden

Afwisseling van ijstijden / glacialen en interglacialen 


Slide 4 - Slide

Het pleistoceen
Kenmerken van een glaciaal:

  • Steenkoud: alleen in de zomer boven nul
  • Meeste neerslag valt als sneeuw
  • Sneeuw wordt samengedrukt tot ijs
  • Meer landijs -> lagere zeespiegel-> Noordzee valt droog
  • Gletsjers Scandinavië breiden uit tot Nederland
  • IJskap Scandinavië: 2.500 tot 3.000 m dik

Slide 5 - Slide

Albedo-effect
Steeds meer sneeuw en ijs door het albedo-effect:

Sneeuw is wit -> weerkaatst meer zonlicht -> aarde wordt minder warm -> nog meer sneeuw -> minder zonlicht etc. 

Slide 6 - Slide

B120 Glaciale landschappen
Door de schurende werking (erosie) van gletsjers ontstaan glaciale landschapsvormen.

Morene: puin dat door een gletsjer is vervoerd =  zand, gruis, stenen, rotsblokken
   (Zijmorene/ Middenmorene / Eindmorene)
• Grondmorene = keileem 

Trogdalen:
• U-vorm
• Fjorden


Slide 7 - Slide

Rivierenland
Nederland bleef bij ijstijden vaak ijsvrij:
Landijs soms wel dicht in de buurt ->
dan: koud klimaat en toendralandschap

Rivieren tijdens zo'n koude periode:
In de zomer
  • Snelstromend en heel breed door veel smeltwater (berggebieden)
  • Vele ondiepe waterlopen door verstopte beddingen = vlechtende rivier 
  • Brede puinwaaier van zand en grind
Vlechtende rivier:
Als een rivier veel puin meevoert uit de bergen en in een vlakker gebied terechtkomt, blokkeert het puin in langzaam stromend water de bedding. Daardoor zoekt de rivier een nieuwe bedding en zo ontstaan vertakkingen.

Slide 8 - Slide

Rivierenland
Rivieren tijdens zo'n koude periode:
In de winter:
  • Bijna geen water door koude temperaturen

Algemeen:
  • Grote schommelingen in waterafvoer = regiem

Slide 9 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§6.1 Opdrachten: 1 t/m 5
        (2a en 2c niet)
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Maak een samenvatting van 
'Het Pleistoceen' en 'Rivierenland'
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 10 - Slide

In welke tijdvak van de geologische tijdschaal leven we nu?

Slide 11 - Open question

Het Pleistoceen duurde van:
A
2,5 miljoen jaar geleden - nu
B
2,5 miljoen jaar geleden - 12.000 jaar geleden
C
2,5 miljoen jaar geleden - 1,2 miljoen jaar geleden

Slide 12 - Quiz

In het Pleistoceen was er in Nederland over het algemeen een
A
Mediterraan klimaat
B
Taiga-klimaat
C
Toendra-klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 13 - Quiz

Sneeuw is wit -> weerkaatst meer zonlicht -> aarde wordt minder warm -> nog meer sneeuw -> minder zonlicht etc.

Hoe noem je dit effect?

Slide 14 - Open question

Hoe noem je de soort rivier die in Nederland stroomde tijdens het Pleistoceen?

Slide 15 - Open question

Bij een vlechtende rivier werd veel zand en grind afgezet. Dit noem je een

Slide 16 - Open question

In het Pleistoceen waren er grote schommelingen in de afvoer van een rivier. Dit noem je het ...

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

Oprukkend ijs
Tijdens de Saale-ijstijd bereikte het ijs Nederland wel.
-> Noord-Nederland raakte bedekt

Twee fasen:
1.
  • Tot de lijn Texel-Coevorden
  • Transport van zand, stenen en klei door het ijs
  • Verpulvering stenen door gewicht van het ijs
  • Keileem = grondmorene bestaande uit een mengsel van keien, grind, zand en leem.
  • Afgezet in Noord- en Oost-Nederland
  • Soms zichtbaar als heuvels: keileemkoppen

Slide 19 - Slide

B120 Glaciale landschappen
Door de schurende werking (erosie) van gletsjers ontstaan glaciale landschapsvormen.

Morene: puin dat door een gletsjer is vervoerd =  zand, gruis, stenen, rotsblokken
   (Zijmorene/ Middenmorene / Eindmorene)
• Grondmorene = keileem 

Trogdalen:
• U-vorm
• Fjorden


Slide 20 - Slide

Oprukkend ijs
Fase 2:
  • Tot de lijn Haarlem – Utrecht – Nijmegen 
  • Rand ijs bestond uit ‘tongen’ die rivierdalen volgden.
  • Tongbekken = door het landijs uitgediept rivierdal
  • Rivierzand en -grind werd opzij gedrukt tot stuwwallen

Einde fase 2: lijkt sterk op Holoceen (‘huidige tijd’) = Eem-interglaciaal

Slide 21 - Slide

Poolwoestijn
Laatste ijstijd: wel koud, geen ijs. (Weichselien)

Nederland was een poolwoestijn of –steppe:
  • Noordzee droog
  • Waardoor de wind de kale zandbodem weg kon blazen
  • Het zand bedekte de Pleistocene ondergrond = dekzand
  • De lichter deeltjes kwamen verder landinwaarts = löss
      -> Limburgse heuvels, België, Duitsland

Slide 22 - Slide

Poolwoestijn
Uitbreiding rivieren naar het westen door droge Noordzee.

Rijn + Maas stroomden door Nauw van Calais

Slide 23 - Slide

B118 IJstijden
IJstijd / glaciaal: koude perioden in de geschiedenis  van de aarde.

  • Gemiddeld 5 ⁰C kouder 
  • Door hoog  albedo nog kouder
  • Sneeuw wordt samengedrukt tot ijs
  • Gletsjers / ijskappen breiden zich uit

IJstijd -> interglaciaal -> ijstijd -> interglaciaal 


Slide 24 - Slide

B121 Diepte-erosie
Diepte-erosie = door de uitschurende werking van een rivier ontstaat een V-vormig dal -> steil rivierdal = kloofdal of canyon

Diepte-erosie in de bovenloop van een rivier:
  • Hogere stroomsnelheid
  • Grotere uitschurende werking

Slide 25 - Slide

B121 Diepte-erosie
Bergrivier die plotseling uitkomt op een open vlakte:
  • Diepte-erosie stopt
  • Sedimentatie in vorm van een puinwaaier

Diepte-erosie in een gebied dat door endogene krachten omhoog komt.
  • Insnijding met ongeveer dezelfde snelheid als opheffing. VB: Grand Canyon

Slide 26 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§6.1 Opdrachten: 6 en 7 + 
Samenvattingsvragen op papier
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 27 - Slide

Zet de namen op de goede plek
Saalien
Weichselien

Slide 28 - Drag question

Hoe heet de tijd in de geologische tijdsschaal waarin er ijstijden waren?

Slide 29 - Open question

Hoelang geleden begon het Pleistoceen?
A
1 miljoen jaar
B
2 miljoen jaar
C
2,5 miljoen jaar
D
10.000 jaar

Slide 30 - Quiz

In welke geologische periode
leven we nu?
A
tertiair
B
kwartair

Slide 31 - Quiz

In welke geologische tijdvak
leven we nu?
A
Pleistoceen
B
Holoceen

Slide 32 - Quiz

Hoe heet de periode van de geologie waarin de laatste ijstijden plaatsvonden?

Slide 33 - Open question

Hoe heet het tijdvak van de geologie waarin we ons nu bevinden?

Slide 34 - Open question

Een ander woord voor ijstijd is.....

Slide 35 - Open question

Noem twee kenmerken van Nederland tijdens het Pleistoceen

Slide 36 - Open question

Wat is er ontstaan in de eerste fase van de Saale-ijstijd in Nederland?

Slide 37 - Open question

Welke twee dingen zijn er ontstaan in de tweede fase van de Saale-ijstijd in Nederland?

Slide 38 - Open question

Welke twee dingen zijn afgezet in de laatste ijstijd in Nederland?

Slide 39 - Open question

Wat houdt het Albedo-effect in?

Slide 40 - Open question

Welke soorten afzettingen werden in de laatste ijstijd van het Pleistoceen afgezet?
A
Wind en ijsafzettingen
B
Rivier en zee-afzettingen
C
Rivier en windafzettingen
D
IJs en rivierafzettingen

Slide 41 - Quiz

In welk seizoen vind je een vlechtende rivier?
A
Zomer
B
Winter

Slide 42 - Quiz

Waar in Nederland zijn keileemkoppen te vinden?

Slide 43 - Open question

Waar in Nederland werd löss afgezet?

Slide 44 - Open question