• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

Herhalingsles woordsoorten

Herhalingsles 
Werkwoord, persoonsvorm, zelfstandignaamwoord, bijvoeglijk naamwoord
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsles 
Werkwoord, persoonsvorm, zelfstandignaamwoord, bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Analyse
B
Citroen
C
Luisteren
D
Liefde

Slide 2 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 3 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Leuk
B
Snel
C
Garage
D
Nat

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Verdriet
B
Hond
C
Rommelig
D
Batterij

Slide 5 - Quiz

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Peter, Winterswijk, tafel
B
De, het, een
C
Slimme, mooie, rode
D
Lopen, werken, denken

Slide 6 - Quiz

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
boek
B
glas
C
ren
D
de

Slide 7 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
lopen
B
boodschappen doen
C
de wekker
D
staan

Slide 8 - Quiz

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 9 - Quiz

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
paard
B
school
C
liefde
D
mooi

Slide 11 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Koe
B
zwemmen
C
fiets
D
broer

Slide 12 - Quiz



Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Naam van een ding.
B
Namen van dingen die er bestaan.
C
Naam van een mens, dier, ding of plant, of eigen namen.
D
Namen van dieren die overal leven.

Slide 13 - Quiz


Een zelfstandig naamwoord...
A
is altijd met een hoofdletter
B
is een mens, dier, plant, ding of gevoel
C
heeft altijd een lidwoord
D
heeft altijd een meervoud

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 15 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord

Slide 16 - Quiz

Het voltooid deelwoord is een vorm van een
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
persoonsvorm
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 18 - Quiz


Alberto wil een hippe vogel zijn.
A
lidwoord
B
persoonsvorm
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 20 - Quiz


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Mooie
B
Vliegen
C
Het
D
Op

Slide 21 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 22 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
grote
B
dikke
C
fietsen
D
gekke

Slide 23 - Quiz

Een doe-woord is altijd een
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
persoonsvorm

Slide 24 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
grote
B
brede
C
fietsten
D
gekke

Slide 25 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 26 - Quiz


Een bijvoeglijk naamwoord...
A
vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
B
vertelt iets over een lidwoord
C
vertelt iets over een persoonsvorm
D
vertelt iets over een onderwerp

Slide 27 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
A
de
B
gevallen
C
laptop
D
zoeken

Slide 28 - Quiz

Vandaag:

  • Herhaling van de vorige lessen
  • Werkwoorden & persoonsvormen 
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Zelfstandig naamwoord

Slide 29 - Slide

Welke werkwoordsvormen zijn er?
(tip: het zijn er twee)

Slide 30 - Open question

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

Slide 31 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 32 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 33 - Quiz

Heel werkwoord
  • Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief

  • De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n

  • Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten

Slide 34 - Slide

Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
het publiek
D
de huldiging

Slide 35 - Quiz

Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
de temperatuur
D
de komende jaren

Slide 36 - Quiz

Het zelfstandig naamwoord

  • Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand (Dieren, mensen, dingen en plaatsen)
  • Bij een zelfstandignaamwoord hoort een lidwoord
  • Het zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten

Slide 37 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord in de onderstaande zin?
Ik heb een broodje gegeten.
A
heb
B
broodje
C
een
D
gegeten

Slide 38 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in de onderstaanden zin?
Zij heeft mooi blond haar
A
mooi
B
blond
C
haar
D
heeft

Slide 39 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord

  • Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het bijvoeglijk naamwoord staat vaak tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord in. 
  • Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.

Slide 40 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de onderstaande zin?
Hij gooide de rode bal in de lucht.
A
gooide
B
lucht
C
bal
D
rode

Slide 41 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de onderstaande zin?
Het ongeluk is ernstig.
A
ongeluk
B
het
C
ernstig
D
is

Slide 42 - Quiz

Alles op een rijtje
Nu hebben jullie alles kunnen herhalen, in de volgende slides krijgen jullie alles in 1 zin. 
- Persoonsvorm 
- Werkwoord
- Bijvoeglijk naamwoord
- Zelfstandig naamwoord

Slide 43 - Slide

De juf moet haar lange taalles uitleggen
persoonsvorm
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

Slide 44 - Drag question

De aardige man maakt lekker eten 
persoonsvorm
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

Slide 45 - Drag question

Bedankt voor het meedoen en tot ziens! Mevr.C

Slide 46 - Slide

More lessons like this

Herhalingsles woordsoorten

April 2023 - Lesson with 20 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Herhalingsles woordsoorten klas 1

March 2024 - Lesson with 24 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Herhalingsles woordsoorten

January 2024 - Lesson with 36 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Taalverzorging H2

December 2022 - Lesson with 35 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Herhaling Grammatica uitgebreid

May 2024 - Lesson with 46 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Taal woordsoorten groep 7

December 2024 - Lesson with 15 slides
TaalBasisschoolGroep 7

Grammatica zinsontleding

May 2022 - Lesson with 21 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

first day

July 2024 - Lesson with 25 slides
AllesLager onderwijs
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings