Modalverben (modale hulpwerkwoorden)

Modalverben
(modale hulpwerkwoorden)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Modalverben
(modale hulpwerkwoorden)

Slide 1 - Slide

Ziele
Aan het eind van deze Les weet je wat de modale werkwoorden betekenen en je kunt deze in de tegenwoordige tijd vervoegen

Slide 2 - Slide

Modalverben

Slide 3 - Mind map

Modalverben

Pak pagina 62 (Grammatik E) uit je boek erbij met het schema en de regels van de Duitse modale hulpwerkworden.

Bekijk deze pagina tijdens de uitleg.

Slide 4 - Slide

Modalverben
Hulpwerkwoorden geven extra betekenis aan het hoofdwerkwoord

Ik kan zwemmen.  ->  in staat om te zwemmen
Ik mag zwemmen.  ->  toestemming om te zwemmen
Ik wil zwemmen. -> zin hebben om te zwemmen
Ik zwem.  ->  zin zonder modaal hulpww.  ->  ik zwem gewoon

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

können betekent...?
(in staat zijn iets te doen)
A
kiezen
B
kennen
C
kunnen

Slide 10 - Quiz

dürfen betekent ….?
(je hebt toestemming van iemand nodig)
A
dienen
B
mogen
C
durven

Slide 11 - Quiz

müssen betekent...?
(het kan niet anders, het is een noodzaak)
A
moeten
B
mogen
C
behoren

Slide 12 - Quiz

sollen betekent...?
(de wil, raad, bevel, opdracht van iemand anders)
A
zullen
B
moeten
C
mogen

Slide 13 - Quiz

wollen betekent...?
(je eigen wil)
A
willen
B
weten
C
wensen

Slide 14 - Quiz

mögen betekent..?
A
leuk vinden, lusten, houden van
B
mogen
C
durven

Slide 15 - Quiz

wissen betekent …?

A
willen
B
weten
C
houden van

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Und jetzt üben
Machen:
  1.  Aufgabe 15 A&B + 16 (Seite 62 + 63)
  2. Training: Aufgabe 1 + 2 (Seite 146)

Slide 18 - Slide

Ziele
Aan het eind van deze Les weet je wat de modale werkwoorden betekenen en je kunt deze in de tegenwoordige tijd vervoegen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide