12.3 + 12.4

Antibiotica helpt tegen
A
Bacteriën
B
Virussen
C
beide
D
geen van beide
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Antibiotica helpt tegen
A
Bacteriën
B
Virussen
C
beide
D
geen van beide

Slide 1 - Quiz

Wat is de grootste oorzaak van een ontsteking? (en dus schade aan eigen weefsels)
A
Bacteriën/virussen
B
Granulocyten
C
Macrofagen
D
lymfocyten

Slide 2 - Quiz

Fagocyten bestrijden bacteriën door...
A
antistoffen te maken
B
ziekteverwekkers opeten (fagocyteren)
C
antibiotica gebruiken op bacteriën
D
Ziekteverwekkers bestoken met giftige blaasjes (granula)

Slide 3 - Quiz

Zodra de eerste T-cel geactiveerd wordt veranderd deze in een...
A
Ts-cel (T-supressorcel)
B
Tc-cel (cytotoxische T-cel)
C
Th-cel (T-helper cel)
D
plasmacel

Slide 4 - Quiz

Welke witte bloedcellen kunnen direct een infectie bestrijden?
A
fagocyten
B
lymfocyten
C
alle witte bloedcellen
D
geen enkele witte bloedcel

Slide 5 - Quiz

Welke witte bloedcellen kunnen voorkomen dat een virus zich verspreid?
A
granulocyten
B
macrofagen
C
b-lymofcyten
D
t-lymofcyten

Slide 6 - Quiz

Tegen welke ziekteverwekker zal een Tc-cel niet zo veel effect hebben?
A
bacteriën
B
virussen
C
schimmels
D
parasieten (wormen)

Slide 7 - Quiz

Welke witte bloedcel is nog meer ineffectief tegen parasieten (zoals wormen)
A
granulocyt
B
macrofaag
C
B-lymfocyt
D
T-helper cel

Slide 8 - Quiz

Als je antigenen inspuit dan ben je ...
A
Tijdelijk immuun (passieve immunisatie)
B
Voor altijd immuun (passieve immunisatie)
C
Tijdelijk immuun (actieve immunisatie)
D
Voor altijd immuun (actieve immunisatie)

Slide 9 - Quiz

Als je antistoffen inspuit dan ben je ...
A
Tijdelijk immuun (passieve immunisatie)
B
Voor altijd immuun (passive immunisatie)
C
Tijdelijk immuun (actieve immunisatie)
D
Voor altijd immuun (actieve immunisatie)

Slide 10 - Quiz

Ook bij het griepvaccin wordt gebruik gemaakt van antigenen. Toch ben je niet voor altijd immuun. Dit kan door:
A
Je geheugencellen sterven langzaam af
B
Je antistoffen verdwijnen uit het bloed
C
Het antigeen van het virus wordt niet meer herkent (mutatie)
D
De Th-cel activeert de B-cellen niet meer opnieuw.

Slide 11 - Quiz

Alleen als de moeder resusnegatief is kan er een mogelijk probleem ontstaan bij het krijgen van een resusbaby
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Een resusnegatieve (Rh-) moeder heeft bij het krijgen van het eerste resuspositieve (Rh+) kin nog geen problemen. dit komt doordat...
A
de resusfactor wordt nog niet herkend door fagocyten
B
de resusfactor wordt nog niet herkend door lymfocyten

Slide 13 - Quiz

Het toedienen van antiresus (antilichamen tegen resus-eiwitten) bij de moeder is een vorm van ...
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
passieve natuurlijke immuniteit
C
actieve kunstmatige immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 14 - Quiz