Zinnen maken - 23 juni

Hoe maak je een goede zin?
11:00 uur
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolPraktijkonderwijsISKvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe maak je een goede zin?
11:00 uur

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • We werken met werkwoorden.
  • We maken zinnen.
  • We schrijven een verhaal bij plaatjes.


Slide 2 - Slide

Wat leer je? Wat kan je?
  • Je kunt een goede zin maken. 


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Oefenen met het werkwoord drinken

Slide 6 - Slide

Een persoon
  • drinken

  • Ik drink 
  • Jij drinkt
  • U drinkt
  • Hij drinkt -> ...... drinkt
  • Zij drinkt -> ...... drinkt


Slide 7 - Slide

Meer personen
  • drinken

  • Wij drinken 
  • Jullie drinken 
  • Zij drinken -> ...... en ...... drinken

Slide 8 - Slide

Wat is een goede zin? 
Miski
Ik
Hussein
Wij
Wie?
 
Werkwoord
loopt
zie
zit
pakken
Rest
naar school.
een auto.
op de stoel.
ons boek.

Slide 9 - Slide

De volgorde van een zin
Ik koop vers fruit.
De jongen eet een appel.
Het meisje drinkt cola.
Wij eten brood.

Slide 10 - Slide

Wie?

Werkwoord 
De man
De buurman
Ahmed
Ik
loop/ loopt
zit
pak/ pakt
maak/ maakt

Slide 11 - Drag question

Wat is een goede zin? 
      Hij                              pakt                      de koek.
      Zij                              gaat                      naar school.
Wie  
werkwoord 
wat
waar

Slide 12 - Slide

Wat is een goede zin?
A
Mohammad gaat morgen naar de film.
B
Gaat naar de film Mohammad.

Slide 13 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Hij schrijft een verhaal.
B
Schrijft een verhaal hij.

Slide 14 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Een boek Anton leest elke dag.
B
Anton leest elke dag een boek.

Slide 15 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
De docent schrijft een woord op het bord.
B
De docent op het bord schrijft een woord.

Slide 16 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Wij op vakantie gaan naar Groningen.
B
Wij gaan op vakantie naar Groningen.

Slide 17 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Hij werkt bij de Vomar.
B
Hij werkt de Vomar bij.

Slide 18 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Zij in Amstelveen wonen.
B
Zij wonen in Amstelveen.

Slide 19 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Ik ga morgen naar de Action.
B
Naar de Action ik ga morgen.

Slide 20 - Quiz

Denk ook aan...
De hoofdletters
- Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. 
- Een naam heeft ook een hoofdletter.
De punt
- Een punt staat aan het eind van de zin.

Slide 21 - Slide

Maak de goede zin:
lekker - Mokdad - pizza - vindt - .

Slide 22 - Open question

Maak een goede zin:
morgen - Bahja - gaat - naar - school - .

Slide 23 - Open question

Maak een goede zin:
gooit - de bal - Illia - over - het net.

Slide 24 - Open question

Maak een goede zin:
Boran - een afspraak - bij de tandarts - heeft - .

Slide 25 - Open question

Maak een goede zin:
werk - in Amsterdam - Ik - .

Slide 26 - Open question

Maak een goede zin:
gewerkt - Jullie - hard - hebben

Slide 27 - Open question

Maak nu zelf een zin die begint met....
Ik ...............

Slide 28 - Open question

Maak nu zelf een zin die begint met....
Wij ...............

Slide 29 - Open question

werkblad

Slide 30 - Slide

Dit was de les over zinnen maken.
Wat heb jij geleerd?

Hoe ging de les?

Slide 31 - Slide