Karneval

 Fasching
Die ‘fünfte Jahreszeit’, wie die Karnevalszeit gerne genannt wird, beginnt offiziell mit dem 11.11. Im Gegensatz zu den meisten anderen Festen trägt das Fest unmittelbar vor der Fastenzeit verschiedene Namen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

 Fasching
Die ‘fünfte Jahreszeit’, wie die Karnevalszeit gerne genannt wird, beginnt offiziell mit dem 11.11. Im Gegensatz zu den meisten anderen Festen trägt das Fest unmittelbar vor der Fastenzeit verschiedene Namen.

Slide 1 - Slide

Woher kommt der Brauch?
Wir sehen uns gleich ein Video an über den Ursprung des Karnevals.
Beantworte danach einige Fragen.
Mache einige Notizen während dem sehen! Im Video gibt es einige Stichwörter.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Und jetzt die Fragen!

Slide 4 - Slide

Was ist die Fastnacht?

Slide 5 - Open question

Woher kommt der Brauch? Betekent...

Slide 6 - Open question

Waarom heet het verschillend Karneval, Fastnacht of Fasching?

Slide 7 - Open question

Wat betekent carnelevare?

Slide 8 - Open question

Hoe lang duurt de vastentijd en waarom?

Slide 9 - Open question

In welk gebied wordt carnaval vooral gevierd in Duitsland?

Slide 10 - Open question

Voordat de vastentijd begint werd er niet alleen gefeest. Wat was ook belangrijk?

Slide 11 - Open question

Wat gebeurt er 1823 in Keulen/Köln?

Slide 12 - Open question

In welke twee steden, naast Keulen, wordt ook veel carnaval gevierd?

Slide 13 - Open question

Wat deed men rond 1900 in het zuiden?

Slide 14 - Open question

Er werd in het filmpje een rivier genoemd, namelijk
A
Rijn
B
Moezel
C
Elbe
D
Donau

Slide 15 - Quiz

 Der Höhepunkt der Karnevalszeit ist der Karnevalsumzug am Rosenmontag mit vielen bunten Wagen und verkleideten Menschen. Na de video volgt er een aantal vragen. Kijk en lees goed!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

In Köln feiern die Jecken Rosenmontag
Wat zijn Jecken?
A
de prins en de raad van 11.
B
carnavalsvierders
C
de toeschouwers
D
de danseressen

Slide 18 - Quiz

An dem Umzug nehmen etwa 11.000 Karnevalisten teil.
Vertaal Umzug

Slide 19 - Open question

Ein Karnevalswagen nimmt Schulz und Merkel aufs Korn.
Wat betekent aufs Korn nehmen?
A
aandacht besteden aan
B
uitbeelden
C
onder schot nemen
D
bespotten

Slide 20 - Quiz

Die Tanzgarden dürfen nicht fehlen.
Wat betekent dürfen nicht fehlen?
A
zijn niet met veel (dansers) aanwezig
B
kunnen niet veel.
C
mogen niet ontbreken.
D
durven niet veel

Slide 21 - Quiz