Wat is het eerste wat je doet als je een slachtoffer gaat helpen?
A
Bel 112
B
Geruststellen
C
Let op gevaar
Slide 2 - Quiz
Wat moet je zeggen als je 112 belt?
A
Waar je bent, wat er is gebeurd en hoeveel slachtoffers er zijn
B
Het verzekeringsnummer van het slachtoffer doorgeven.
Slide 3 - Quiz
Hoe kun je het slachtoffer op een veilige manier uit de situatie verplaatsen?
A
Met de stabiele zijligging
B
De rautek toepassen
C
met de AED
Slide 4 - Quiz
Waarom is het handiger om het slachtoffer op dezelfde plaats te laten liggen als het niet noodzakelijk is hem te verplaatsen?
A
Zo kan het ambulancepersoneel zien waar het ongeluk is gebeurd
B
Voor het politieonderzoek
C
Zo raak je je slachtoffer niet kwijt
D
Zo worden letsels door verplaatsing voorkomen
Slide 5 - Quiz
Hoe kun je de diepte van een brandwond aangeven?
A
1ste, 2de en 3de graads
B
5 stappen
C
Door te kijken of er een blaar zit
Slide 6 - Quiz
Wat is het belangrijkste om te doen bij brandwonden?
A
112 bellen
B
Koelen
C
steriel maken
D
de blaar doorprikken
Slide 7 - Quiz
Hoe koel je een brandwond?
A
10 min met lauw stromend water
B
15 minuten met ijskoud water
C
45 min met water
D
met koelgel
Slide 8 - Quiz
Kritische beroepssituatie
Slide 9 - Slide
Beroepsbeoefenaar
Lena is sociaal cultureel werker. Ze is vaak in het buurthuis te vinden. Ze werkt met jongeren van 12 tot 16 jaar.
Slide 10 - Slide
Casus
Op een middag heeft Lena overleg met een groepje jongeren. Het gaat over verbeteringen in de buurt. De jongeren zijn het niet met elkaar eens. Er ontstaat een gespannen sfeer. Plotseling staat een jongere op. Het is Jacco. Hij pakt een schaar en steekt Heleen, het meisje naast hem, in haar bovenbeen. Heleen grijpt naar haar been en valt van haar stoel. De andere jongeren gaan zich ermee bemoeien. De een trekt partij voor Heleen, de ander voor Jacco. Ze gaan met elkaar op de vuist.
Slide 11 - Slide
Dilemma: Lena ziet Heleen op de grond vallen. Tegelijkertijd ontstaat er een massale vechtpartij. Wat moet Lena doen?
A
Ze bekommert zich meteen om Heleen.
B
Ze probeert eerst de ruzie te sussen om te voorkomen dat er nog meer ongelukken gebeuren.
Slide 12 - Quiz
Welke eerste hulp verleen je bij een beenwond door een schaar?
Slide 13 - Open question
Kan iemand met een wond in het bovenbeen in shock raken? Hier wordt de medische betekenis van shock bedoeld, niet de psychologische betekenis.
Slide 14 - Open question
Moet Heleen toch naar een huisarts als het bloeden is gestopt en de wond is verbonden?
Slide 15 - Open question
Waarom leg je iemand in een stabiele zijligging?
A
Om rug en nekletsel te voorkomen
B
Ademhaling stabiliseren
C
Om de rug te onderzoeken
D
Voor de bloedtoevoer
Slide 16 - Quiz
Wanneer leg je iemand in de stabiele zijligging?
A
Als je gaat reanimeren
B
Als iemand een abnormale ademhaling heeft
C
Als iemand gestikt is
D
Als iemand bewusteloos is, maar wel goed ademt
Slide 17 - Quiz
Waarop ligt de nadruk bij reanimeren
A
Het beademen
B
Het geven van borstcompressies
C
Temperatuur controleren
D
Bloedsomloop in de gaten houden
Slide 18 - Quiz
hoe lang moet je de ademhaling controleren?
A
10 seconden
B
30 seconden
C
een minuut
Slide 19 - Quiz
Wat is een goede verhouding tussen het geven van borstcompressies en beademing
A
10/2
B
100/10
C
30/2
Slide 20 - Quiz
Hoeveel borstcompressies geef je per minuut?
A
zoveel mogelijk
B
30
C
100-120
D
op gevoel
Slide 21 - Quiz
Hoe diep moet de borstkas worden ingedrukt bij het geven van compressie