Een bloedprop die een slagader in de hersenen afsluit.
D
Een bloedpropje dat de bloedvaten in de hersenen tijdelijk afsluit.
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Waardoor wordt een herseninfarct veroorzaakt?
A
Een ader in de hersenen die scheurt.
B
Een ader in het hart die scheurt.
C
Een bloedprop die een slagader in de hersenen afsluit.
D
Een bloedpropje dat de bloedvaten in de hersenen tijdelijk afsluit.
Slide 1 - Quiz
Mevrouw Smit heeft drie maanden geleden een beroerte gehad. Zij heeft moeite met het dichtknopen van haar blouse. Thuiszorgmedewerker Els wacht geduldig tot het mevrouw Smit is gelukt. Waarom knoopt Els de blouse niet gewoon even snel dicht voor mevrouw Smit?
Omdat…
A
dit soort hulp geen rekening houdt met de privacy van mevrouw Smit.
B
dit soort hulp niet in het zorgdossier staat.
C
Els de zelfredzaamheid van mevrouw Smit wil stimuleren.
D
Els geen hulp mag geven bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen.
Slide 2 - Quiz
Welk product doodt ziekteverwekkers op de handen?
A
Handalcohol
B
Handcrème
C
Handlotion
D
Handzeep
Slide 3 - Quiz
Marie loopt stage in de thuiszorg. Een cliënt is verdrietig omdat hij niet meer zo mobiel is. Marie kan zich goed voorstellen waarom haar cliënt zich verdrietig voelt. Hoe heet deze eigenschap van Marie?
Slide 4 - Open question
Zijn de volgende aandoeningen gedragsstoornissen of leerstoornissen?
Leerstoornis
Gedragsstoornis
ADHD
Dyscalculie
Dyslexie
PDD- NOS
Slide 5 - Drag question
Op de school waar jij stage loopt, heeft Denise bij een stoeipartij per ongeluk een harde stomp in haar gezicht gekregen. Denise moet hard huilen en het bloed drupt uit haar neus. Wat moet zij doen? Kies in elke zin het juiste woord. Zet een cirkel om het juiste woord. Je kunt steeds kiezen uit 2 of 3 woorden. Zij moet haar hoofd achterover / rechtop / voorover houden. Zij moet haar neus wel / niet snuiten. Als de bloeding na 5 / 10 / 20 minuten nog niet is gestopt, moet zij naar de huisarts.
Slide 6 - Open question
Wat betekent BHV?
Slide 7 - Open question
Vul de juiste woorden in. Hoe noem je de meting van de bloeddruk wanneer het hart ontspannen is? ………………………………………………………………………………………. Welke apparatuur heb je nodig om de bloeddruk te meten? Een stethoscoop en een ………….…………………………………………………
Slide 8 - Open question
Vanaf welke lichaamstemperatuur spreken we van koorts?
……………………………… graden
Slide 9 - Open question
Wat zijn voorbeelden van persoonlijke verzorging? Kies de juiste antwoorden.
A
Farzad draagt een nette broek als hij naar zijn stageplek gaat.
B
Freek kamt zijn haren voordat hij naar school gaat.
Marianne poetst na elke maaltijd haar tanden.
C
Joey verschoont het hok van zijn cavia ieder weekend.
D
Lisette ruimt iedere week haar kamer op.
Slide 10 - Quiz
Welke verpleegtechnische handeling voert de doktersassistente uit in deze situaties? Zet een kruisje in de juiste kolom.
Injecties geven
Uitstrijkje maken
Verbinden van wonden
Amber heeft een uitnodiging gehad voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.
Isa gaat volgende maand op vakantie naar Zuid-Afrika. Voor dit land wordt een DTP-vaccinatie aanbevolen.
Diana heeft zich gesneden aan de deksel van een blikje tomatenpuree.
Slide 11 - Drag question
A
Ja, er zit genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
B
Ja, ze mag maximaal 10 tabletten per dag nemen.
C
Nee, er zit niet genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
D
Nee, ze mag alleen de eerste keer dat de migraine opkomt, een tablet nemen.
Slide 12 - Quiz
Wat zijn goede voorbeelden van zorgtechnologie? Kies de juiste antwoorden.
goede voorbeelden
zorgtechnologie
In de wachtkamer van de huisartsenpraktijk kunnen de patiënten gebruikmaken van wifi.
Een medewerker gebruikt een speciale muis om polsklachten te voorkomen.
Patiënten kunnen herhalingsrecepten via de website van de huisartsenpraktijk aanvragen.
Een bejaarde vrouw woont thuis en heeft een alarmknop om te waarschuwen als ze hulp nodig heeft.
De huisartsenpraktijk heeft een alarmsysteem om inbraken te voorkomen.
Een bejaarde man gebruikt een rollator om buiten veilig een wandeling te maken.
Slide 13 - Drag question
Op de verpakking van een medicijn staat het volgende: • Maximaal 5 mg medicijn per kg lichaamsgewicht per dag • 1 tablet van dit medicijn weegt 40 mg
Annelies weegt 64 kg. Hoeveel tabletten van dit medicijn mag zij per dag maximaal innemen? ………………………………… tabletten
Slide 14 - Open question
Gaan de volgende krantenkoppen over diabetes type 1 of type 2?
Diabetes type 1
Diabetes type 2
Nieuwe uitvinding voor kinderen met diabetes: bloedsuiker meten zonder prikken.
Kwartier bewegen per dag verlaagt risico op diabetes.
Meer mensen met diabetes door stijging van de gemiddelde leeftijd.
Paar kilo afvallen zorgt al voor lager risico op diabetes.
Slide 15 - Drag question
Tymo is een jongen van 12. Hij zit in een rolstoel maar kan zijn armen wel gebruiken. Alleen zijn fijne motoriek is niet zo goed. Ook heeft hij het syndroom van Down. Welke soort beperking heeft Tymo?
……………………………………………………………………………….
Slide 16 - Open question
Wat zijn voorbeelden van non-verbale communicatie? Kies het juiste antwoord
A
Een e-mail sturen.
B
schouders optrekken.
Emoji (smileys) gebruiken in een sms.
C
Je duim opsteken.
Glimlachen.
D
Telefoongesprek voeren, zwaaien.
Slide 17 - Quiz
Vraag 27 [2 punten]
Wat zijn voorbeelden van open vragen en gesloten vragen?
Gesloten vragen
Open vragen
Bent u moe?
Wilt u vandaag of morgen uw zoon bellen?
Hoe smaakte het eten vanmorgen?
Waarom bent u boos?
Wilt u nu de krant lezen?
Wat heeft u voor uw verjaardag gekregen?
Slide 18 - Drag question
Meneer Damen heeft plotseling een scheve mond en spreekt onduidelijk. Welke aandoening heeft hij waarschijnlijk?
A
Artrose
B
Beroerte
C
Hartaanval
D
MS
Slide 19 - Quiz
Wat is het verschil tussen een huisartseninformatiesysteem en de zorginfrastructuur?
A
Een huisartseninformatiesysteem bevat adresgegevens van patiënten.
De zorginfrastructuur bevat medische gegevens van patiënten.
B
Een huisartseninformatiesysteem bevat alle medische gegevens van patiënten.
De zorginfrastructuur bevat alleen informatie over medicatie van patiënten.
C
Een huisartseninformatiesysteem bevat gegevens van patiënten.
De zorginfrastructuur is alleen bedoeld om gegevens tussen systemen uit te wisselen.
D
Een huisartseninformatiesysteem is van de huisarts.
De zorginfrastructuur is van het ziekenhuis of de apotheek.