eln - Vermogen vmbo-2

Weet ik dit nog?
  • Stroomkring
  •  Stroomsterkte
  • Spanning
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Weet ik dit nog?
  • Stroomkring
  •  Stroomsterkte
  • Spanning

Slide 1 - Slide

4.4 Vermogen
Aan het eind van de les kan ik...
  • benoemen wat het vermogen is;
  • benoemen wat de eenheid van vermogen is;
  • het vermogen van een apparaat berekenen.

Slide 2 - Slide

Vermogen
Vermogen = hoeveelheid elektrische energie dat een apparaat per seconde verbruikt.

De eenheid van vermogen is watt (W).


1 W = 1 Joule/seconde. 

Slide 3 - Slide

Formule:
vermogen = spanning x stroomsterkte


spanning (V)
stroomsterkte (A)
vermogen (W)
6
0,28
12
0,15
4
0,30
10
0,37

Slide 4 - Slide

Formule:
vermogen = spanning x stroomsterkte


spanning (V)
stroomsterkte (A)
vermogen (W)
6
0,28
1,68
12
0,15
1,80
4
0,30
1,20
10
0,37
3,70

Slide 5 - Slide

Voorbeeld:
Een lampje heeft een 
spanning van 6 V en een
stroomsterkte van 0,2 A.

Bereken het vermogen.

Slide 6 - Slide

Zet de volgende apparaten op volgorde:
van laag vermogen naar hoog vermogen.
A
1) Boormachine 2) Tv-toestel 3) Polshorloge 4) Wasdroger
B
1) Wasdroger 2) Polshorloge 3) Boormachine 4) Tv-toestel
C
1) Polshorloge 2) Boormachine 3) Tv-toestel 4) Wasdroger
D
1) Tv-toestel 2) Wasdroger 3) Boormachine 4) Polshorloge

Slide 7 - Quiz

De formule van vermogen is:
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 8 - Quiz

De eenheid van vermogen is:
A
Watt (W)
B
Joule (J)
C
Ampere (A)
D
Spanning (V)

Slide 9 - Quiz

Een lampje heeft een spanning van 10 V en een stroomsterkte van 0,3 A.
Wat is het vermogen?
A
vermogen = 0,03 W
B
vermogen = 10,3 W
C
vermogen = 3,0 W
D
vermogen = 33,3 W

Slide 10 - Quiz

Een lampje heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 0,2 A.
Wat is het vermogen?
A
vermogen = 1,2 W
B
vermogen = 5,8 W
C
vermogen = 30 W
D
vermogen = 6,2 W

Slide 11 - Quiz

Weet je nog?
1 A = . . . . . . mA

200 mA = . . . . . . A

Slide 12 - Slide

Voorbeeld:
Je hebt een lampje met een spanning van 12 V. Er gaat 100 mA door het lampje. Wat is het vermogen?

Slide 13 - Slide

Een lampje heeft een spanning van 4 V en een stroomsterkte van 100 mA.
Wat is het vermogen?
A
vermogen = 400 W
B
vermogen = 0,4 W
C
vermogen = 25 W
D
vermogen = 0,04 W

Slide 14 - Quiz

Een lampje heeft een spanning van 3 V en een stroomsterkte van 200 mA.
Wat is het vermogen?
A
vermogen = 15 W
B
vermogen = 600 W
C
vermogen = 66,7 W
D
vermogen = 0,6 W

Slide 15 - Quiz

Schrijf de gegevens over ;)

Slide 16 - Slide

Wat is het vermogen van de halogeen kraaglamp?

Slide 17 - Open question

Een lampje heeft een stroomsterkte van 300 mA en een spanning van 9 V. Wat is het vermogen?

Slide 18 - Open question

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan ik...
  • benoemen wat het vermogen is;
  • benoemen wat de eenheid van vermogen is;
  • het vermogen van een apparaat berekenen.

Slide 19 - Slide

Ik vond dit een leuke les
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Ik heb de theorie van deze les goed begrepen
010

Slide 21 - Poll

Deze vraag heb ik nog over de lesstof:

Slide 22 - Open question

Een tip die ik voor mijn docent heb:

Slide 23 - Open question

Een top die ik voor mijn docent heb:

Slide 24 - Open question