Mobiliteit

Mobiliteit & fysieke belasting
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mobiliteit & fysieke belasting

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van het eerste deel van de les;

  • Kan je benoemen wat het belang is van ergonomisch       werken
  • Kan je de mobiliteitsklassen benoemen 
  • Ben je op de hoogte van verschillende hulpmiddelen



Slide 2 - Slide

Wat is mobiliteit?

Slide 3 - Mind map

Wat is fysieke belasting?

Slide 4 - Mind map

Mobiliteit
Zegt iets over de bewegelijkheid van iemand. Dus hoe kan iemand lopen, zitten of bewegen.

De beperkingen van je cliënt hebben 
invloed op de lichamelijke belasting 
van jou als zorgverlener.
Wat zie jij op je werkplek?

Slide 5 - Slide

Hoeveel procent van de zorgverleners heeft lichamelijke klachten?
A
15%
B
25%
C
40%
D
60%

Slide 6 - Quiz

Hoe kun je lichamelijke klachten bij jezelf voorkomen?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Ergonomisch werken

Ergonomisch werken wil zeggen dat je zorgt dat je geen lichamelijke en geestelijke klachten oploopt door je werk.
  • Lichaamshouding
  • Hulpmiddelen --> tillift, glijzijl, draaischijf 
  • Materialen in hoogte verstelbaar --> bureaustoel

Slide 9 - Slide

Richtlijnen
Praktijkrichtlijn Fysieke belasting;
Indeling in mobiliteitsklassen;
Transferprotocol

Slide 10 - Slide

Praktijkrichtlijn fysieke belasting

maximaal 23 kg tillen
maximaal 15 kg per hand duwen/trekken, bij twee handen 25 kg
maximaal 5 kg bij trekken vanuit de vingers


Slide 11 - Slide

Juiste werkhouding
Let op juiste houding bij het aan- en uittrekken van steunkousen

Slide 12 - Slide

De cliënt heeft een hoog-laag bed. Je gaat haar samen met je veel langere collega verzorgen. Op welke hoogte staat het bed?
A
Op hoogte van de langste
B
Op hoogte van de kleinste
C
Ergens er tussen in
D
We passen de bedhoogte niet aan

Slide 13 - Quiz

Welk hulpmiddel gebruik jij voor het aantrekken van steunkousen?
A
easy slide
B
doff 'n donner
C
rubberen handschoenen
D
anders

Slide 14 - Quiz

Juiste werkhouding
Let op de juiste houding tijdens het verschonen of helpen van een zorgvrager op bed

Slide 15 - Slide

Mobiliteitsklassen

Slide 16 - Slide

Mobiliteitsklasse A,B en C
A = vrijwel zelfstandig in mobiliteit
B= Vrij zelfstandig maar hulp bij transfers en ADL; geven van aanwijzingen of richting bij opstaan. Kleine hulpmiddelen als papegaai of draaischijf

C= Kunnen niet zelfstandig opstaan, meestal rolstoel gebonden, enige rompbalans, steunen op 1 been

Slide 17 - Slide

Juiste werkhouding
Houding tijdens het verplaatsen van middelen

Slide 18 - Slide

Mobiliteitsklasse D en E
D= vrij passief in mobiliteit, onvoldoende rompbalans, geen steun op 1 of beide benen. 


E= vrijwel volledig passief, bijna volledig bedlegerig, neiging tot stijfheid en contracturen

Slide 19 - Slide

Transferprotocol
Onderdeel van het zorgdossier
Geeft precies aan hoe de transfers moeten verlopen
Regelmatige herziening noodzakelijk

Bij jullie in het dossier?

Slide 20 - Slide

Welke hulpmiddelen
gebruik je al?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide

Casus
Meneer Jansen woont al een aantal jaren in een verpleeghuis. Meneer kan niet meer lopen en heeft geen sta-functie meer. Meneer is rolstoelafhankelijk.
Welk hulpmiddel gebruik je om meneer uit bed te halen?

A
Een draaischijf
B
Een actieve tillift
C
Een passieve tillift
D
Geen van de drie

Slide 23 - Quiz

Door welke oorzaken kunnen ouderen vallen?

Slide 24 - Open question

Vallen door:
  • verminderd evenwichtsgevoel
  • afnemende spierkracht
  • slechter zicht
  • andere manier/ houding van lopen
  • ziekte
  • niet gebruiken van hulpmiddelen
  • slechte verlichting
  • hindernissen (deurmat, drempels etc)
  • uitglijden
  • medicijnen of genotsmiddelen
  • duizeligheid

Slide 25 - Slide

Een zorgvrager loopt met rollator, waar let je op?

Slide 26 - Open question

De positie waarbij het bed van de zorgvrager aan het hoofdeinde licht naar boven wordt gezet, zodat het voeteneinde lager komt te liggen dan het hoofdeinde, heet:
A
Trendelenburgpositie
B
Anti-trendelenburgpositie

Slide 27 - Quiz

Verminderde mobiliteit; welke aandoening denk je aan?

Slide 28 - Mind map

Een ergotherapeut is er alleen voor de cliënt, niet voor de medewerkers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz