Oefentoets H3 Elektriciteit

In een parallelschakeling loopt altijd dezelfde stroom door alle apparaten.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

In een parallelschakeling loopt altijd dezelfde stroom door alle apparaten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quiz

Als je in een parallelschakeling 1 lampje eruit draait, blijven de andere lampjes branden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Hoe sluit je een voltmeter aan?
A
In serie
B
Parallel

Slide 3 - Quiz

Hiernaast staat een parallelschakeling van 3 lampjes, een schakelaar en een ampèremeter. Als de schakelaar dicht staat, wordt de stroom gemeten door...
A
Lampje A
B
Lampje B
C
Lampje A en B
D
Lampje B en C

Slide 4 - Quiz

Hiernaast staat een parallelschakeling van 3 lampjes, een schakelaar en een ampèremeter. Welke lampjes worden uitgezet met de schakelaar?
A
Lampje A
B
Lampje B
C
Lampje A en B
D
Lampje B en C

Slide 5 - Quiz

Op een lampje staat 6,0 V, 250 mA. Wat zijn de weerstand en het vermogen als het lampje goed brandt?
A
R = 1,5 Ω P = 24 W
B
R = 24 Ω P = 1,5 W
C
R = 1500 Ω P = 0,024 W
D
R = 0,024 Ω P = 1500 W

Slide 6 - Quiz

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
Spanning
I
Watt
Ω
Sleep alle letters/woorden naar de juiste plek in de tabel. Niet alle letters/woorden zijn nodig, er blijven er 3 over!
U
Volt
V
Stroomsterkte
Ampère
A
Weerstand
R
Vermogen
P
W
Ohm
Energie
E
kWh

Slide 7 - Drag question

Drie weerstanden zijn aangesloten op een spanningsbron. De hoofdstroom is 3,2 A, de stroom door de weerstand van 10 Ω is 1,9 A.
Bereken de grootte van weerstand x.

Slide 8 - Open question

Een oven staat 30 minuten aan. De gebruikte elektrische energie is 2520 kJ.
Bereken het vermogen dat het stopcontact levert.

Slide 9 - Open question

In figuur 1 staat het I,U-diagram van een lampje. Leg met behulp van figuur 1 uit of de weerstand van het lampje toeneemt of afneemt als de spanning over het lampje groter wordt.

Slide 10 - Open question

Op een waterkoker staat 230 V, 600 W. Bereken de weerstand van de waterkoker.

Slide 11 - Open question

R1 = 15 Ω
R2 = 40 Ω
R3 = 20 Ω
R4 = 10 Ω
Bereken de totale weerstand. (Plus-vraag)

Slide 12 - Open question