kennistoets hoofdstuk 1 2 3 - Verzamelen en Verzenden

Kennistoets hoofdstuk 1 t/m 3
Verzamelen en verzenden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
LogistiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Kennistoets hoofdstuk 1 t/m 3
Verzamelen en verzenden

Slide 1 - Slide

Wat is een ander woord voor picklocatie?

Slide 2 - Open question

Je werkt met meerdere orderverzamelaars tegelijk aan het verzamelen van verschillende orders. Hoe noem je deze manier van verzamelen
A
parallel orderverzamelen
B
eenzijdig orderverzamelen
C
sequentieel orderverzamelen
D
tweezijdig orderverzamelen

Slide 3 - Quiz

Welk intern transportmaterieel zie je op de foto?
A
reachtruck
B
heftruck
C
orderverzameltruck
D
hoogbouwtruck

Slide 4 - Quiz

Welke manier van stapelen zie je op de afbeelding?
A
blokstapelen
B
in verband stapelen

Slide 5 - Quiz

Aan welk nummer zijn gevaarlijke stoffen herkenbaar?
A
EAN
B
GTIN
C
UAC
D
UN-nummer

Slide 6 - Quiz

Waarvoor staan de eerste twee cijfers van de streepjescode?
A
land waar het product gemaakt is
B
de leverancier van het product
C
het controlegetal van het product
D
de code van het product

Slide 7 - Quiz

Welke code vind je op producten die lang houdbaar zijn?
A
TGT-code
B
UVD-code
C
THT-code
D
EAN-code

Slide 8 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van horizontaal intern transportmaterieel dat gebruikt wordt bij orderverzamelen? Noem er 2.

Slide 9 - Open question

Welke afkorting gebruik je voor het systeem waarin alle informatie over de voorraad in het magazijn staat?

Slide 10 - Open question

Zet de administratieve verwerking van een order in de juiste volgorde:
Kredietcontrole
orderverzameldocumentatie
voorraadadministratie
voorraadcontrole
orderbevestiging
orderadministratie
1

2

3

4

5

6

Slide 11 - Drag question

Henk is bezig met een order voor een klant. Hij merkt dat een artikel niet voldoende op voorraad is. Hiervoor maakt hij een extra order aan. Hoe het deze order?
A
spoedorder
B
backorder
C
afroeporder
D
homogene order

Slide 12 - Quiz

Welke begrippen horen bij elkaar?

Statisch verzamelen
Dynamisch verzamelen
goederen naar man
man naar goederen

Slide 13 - Drag question

Bij welk systeem werk je als orderverzamelaar met een speciale bril?
A
Pick-by-vision
B
Voice-picking
C
Scanning
D
Pick-to-light

Slide 14 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van VAL-activiteiten?
A
Artikelen samenvoegen
B
Artikelen ompakken van containers naar pallets
C
Handleiding toevoegen
D
Recall actie

Slide 15 - Quiz

Waarvoor staat de afkorting VAS
A
Value Added Source
B
Value Added Logistics
C
Value Added Services

Slide 16 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
VAL
VAS
Waarde toevoegen aan het artikel
Waarde toevoegen in de logistieke keten

Slide 17 - Drag question

Wat betekent dit logo?

Slide 18 - Open question

In een distributiecentrum worden artikelen opnieuw verpakt in een extra stevige verpakking, voor ze naar de klant gestuurd worden. Dit is een voorbeeld van:
A
VAL en VAS
B
VAS
C
VAL

Slide 19 - Quiz

Waar of niet waar?
Voor een AVC-vrachtbrief heb je een ander formulier nodig dan voor een CMR-vrachtbrief
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Hoe heet het opvullen van de lege ruimte in een vrachtwagen?

Slide 21 - Open question

Op het label van een spanband staat veel informatie. Welke aanduiding geeft aan wat de veilige werkbelasting van een spanband is?
A
BS: Breaking Strength
B
LC: Lashing Capacity
C
SF: Safety Factor

Slide 22 - Quiz

Welke voorziening hoort bij welke omschrijving?
Zet het juiste begrip bij de juiste omschrijving.
Laadperron
Laadkuil
Dockshelter
Kap aan de buitenzijde van het magazijn rond de laaddeur
Bouwkundige verhoging van de magazijnvloer
Verlaging van het wegdek voor de losplaats van het magazijn

Slide 23 - Drag question

Wat is dit voor etiket?
A
Behandeletiket
B
Gevaarsetiket
C
Waarschuwingsetiket
D
Verbodsetiket

Slide 24 - Quiz

Een groothandel in medicijnen heeft de goederen opgeslagen in een carrousel. Welke manier van order verzamelen is dit?
A
Dynamisch orderverzamelen
B
Statisch orderverzamelen
C
Voicepicking

Slide 25 - Quiz

Een consumentenverpakking moet voldoen aan de eisen van verschillende partijen. 
Welke eis hoort bij welke partij?
Consument
Wetgever
Producent
Distributeur
De verplichte informatie moet erop staan
Duidelijke codering
Bescherming van het artikel
Makkelijk kunnen openen en sluiten

Slide 26 - Drag question

Welke van onderstaande activiteiten behoort tot de VAL-activiteiten.
A
Het opmaken van een vrachtbrief
B
Het verzamelen van de order(s)
C
Het assembleren van een product

Slide 27 - Quiz

In een tweegangensysteem geldt eenrichtingsverkeer. Welk voordeel levert dat op?
A
Er is meer ruimte om goederen op te slaan
B
De logistiek medewerkers lopen elkaar niet in de weg
C
De orderverzamelaar kan de route makkelijk inkorten

Slide 28 - Quiz

Volgens de AVC-vrachtbrief worden 4 rolcontainers met verschillende producten geleverd. In iedere container staan 20 dozen. Hoeveel colli staan er op de vrachtbrief aangegeven?
A
4
B
20
C
24

Slide 29 - Quiz

Als de goederen verzendklaar zijn gemaakt, wordt de zending informatie elektronisch doorgestuurd naar het transportbedrijf. Hoe heet dit elektronisch versturen van informatie?
A
TMS
B
EDI
C
EAN

Slide 30 - Quiz

In een magazijn worden de picklocaties vanaf de achterkant bijgevuld. Van welk gangensysteem is hier sprake?
A
hoofdgangensysteem
B
tweegangensysteem
C
Zijgangensysteem

Slide 31 - Quiz

Gevaarlijke stoffen zijn verdeeld in negen gevarenklassen. Welke stoffen vallen in gevarenklasse 6?
A
Brandbare stoffen
B
Gassen
C
Giftige stoffen

Slide 32 - Quiz