Breuken en decimale getallen

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken

1. Waar
2. Niet waar

Ik vereenvoudig de breuk ..... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan

1. 1/11
2. 1/5
3. 5/10
4. 2/5

Ik vereenvoudig de breuk .... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan

1. 1/2
2. 2/3
3. 3/7
4. 6/14

Om breuken te kunnen optellen of aftrekken moeten de breuken....

1. dezelfde teller hebben
2. dezelfde noemer hebben

Als twee breuken dezelfde noemer hebben, dan is de breuk met de grootste teller de grootste breuk.

1. Niet waar
2. Waar

Breuken optellen

1. 4/10
2. 4/8
3. 5/8
4. 7/8

optellen van decimale getallen
12,933 + 14,01 =

1. 26,943
2. 13,334
3. 27,943
4. 26,934

Decimale getallen vermenigvuldgen
241 x 0,001

1. 0,0241
2. 24,1
3. 2,41
4. 0,241

Decimale getallen vermenigvuldigen
3,38 x 0,2

1. 6,76
2. 0,676
3. 0,076

Decimale getallen vermenigvuldigen
2,11 x 0,03

1. 6,33
2. 0,633
3. 0,00633
4. 0,0633

Bereken twee derde deel van 99.

1. 33
2. 66
3. Kan niet

Bereken drie vijfde deel van 125.

1. 75
2. 25
3. 50
4. 12,5