Le Passé Composé (avoir)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

le Passé Composé

Passé Composé??!!

In het Frans gaat het hetzelfde als in het Nederlands..

Ik speel. -> Je joue. 

Ik heb gespeeld. -> J'ai joué.

Wij spelen. -> Nous jouons.

Wij hebben gespeeld. -> Nous avons joué.

Passé Composé : 2 delen

- Deel 1: het werkwoord AVOIR

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

Passé Composé : 2 delen

- Deel 2: het voltooid deelwoord

Voorbeelden:

joué

dansé

aimé 

regardé

acheté

Passé composé zijn er altijd twee!

Men neemt:

1. een vorm vh ww 'avoir'   +   2. het VD van het ww

        

                                    joué,                 dansé, regardé, aimé, parlé

                             travaillé, ...

Ik heb gedanst.

1. Je danse
2. Je suis dansé
3. J'ai danse
4. J'ai dansé

Zij heeft gekeken.

1. Elle a regardé
2. Elle a regardée
3. Elle regardé
4. Elle a regarde

Jullie hebben gegeten.

1. Vous avez mangée
2. Vous aves mangé
3. Vous avez mange
4. Vous avez mangé

Wij hebben gespeeld (nous - jouer).

Jij hebt gewonnen (gagner).

Zij hebben gewerkt (Ils - travailler).

J'ai joué.

Vous avez dansé.

Elles ont habité.

On a joué.

Tu as mangé.

Ik heb gespeeld.

U heeft gedanst.

Zij hebben gewoond.

Wij hebben gespeeld. 

Jij hebt gegeten.

Nu doen:

Als je nog niet af hebt: 

Faire: exercices 16, 17 et 18

Apprendre: le passé composé (grammaire D)

Réviser: vocabulaire A & B