Crohn en colitis ulcerosa vervolg

Ziekte van Crohn
Colitis ulcerosa
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ziekte van Crohn
Colitis ulcerosa

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Afspraken BSP les
Op tijd in de les zijn
Lesmateriaal meenemen
Opdrachten gemaakt
Mobiel in de tas
Tas op de grond
Geen oortjes in

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel van de les
- Uitleg kunnen geven over de chronische darmaandoeningen: 
Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa
- Verschillen en overeenkomsten kunnen benoemen
- Weten hoe deze ziekten worden behandeld
- Geneesmiddelen benoemen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lees het artikel over chronische darmontstekingen en maak de bijbehorende vragen 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vragen Crohn en CU
  1. Hoe ontstaan ontstekingen bij IBD?
  2. Hoeveel mensen hebben Crohn en hoeveel CU?
  3. Wat zijn de problemen bij de ziektebeelden bij kinderen?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

4. Welke klachten heeft een patient met IBD?

Slide 6 - Mind map


vermoeidheid -> door onvold opname van voedingsstoffen
buikpijn
koorts
diarree
verminderde eetlust
algehele malaise
bloedarmoede door bloeding in de darm
soms ook ontstekingen in gewrichten, ogen, huid en lever

5.Welke gnm worden gebruikt bij IBD?

Slide 7 - Mind map

inductiebehandeling van 8-12 weken
mesalazine
corticosteroid
onderhoudsbehandeling
Immuunsuppressiemiddelen zoals ; azathiopirine, mercaptopurine, tioguanine, mtx, cliclosporine
biologische gnm;( infliximab, adalimumab, ustekinumab )

6. Hoe werken de gnm globaal?
  •  Mesalazine
  • Corticosteroid
  • Immunosupressiemiddelen
  • biologische gnm

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

7. Wat is het verschil tussen biologicals en biosimilars?

Slide 9 - Open question

Biologicals zijn monoklonale antilichamen specialite en biosimilars zijn generieke biologicals

8.Waarom is substitutie bij deze groep patiënten een heikel punt? En geldt dit voor alle geneesmiddelen?

Slide 10 - Open question

Geldt voor de lokaal werkende middelen. Het afgiftepatroon is van groot belang en is bij substitutie vaak afwijkend