Kapitel 10 Ferien

Kapitel 10 Ferien
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kapitel 10 Ferien

Slide 1 - Slide

met "wann" vraag je....
A
waar
B
wanneer

Slide 2 - Quiz

hoe antwoord je op de vraag;
Wohin geht ihr? Wohin gehst du?
A
Ich fahre nach Mallorca
B
In einem Hotel

Slide 3 - Quiz

hoe beantwoord je de vraag: Wo übernachtet ihr?

Slide 4 - Open question

Ik ga naar de zee
A
Ich fahre an das See
B
Ich fahre an das Meer

Slide 5 - Quiz

welke woord past in de zin?
Ich möchte gerne.... bezahlen
A
cent
B
bar

Slide 6 - Quiz

Wir übernachten...
Wir fahren....
Was sollen wir machen?
in einem Hotel
Wir segeln
nach Spanien
mit der Bahn
in einem Campingplatz
Wir tauchen in dem Meer

Slide 7 - Drag question

hoe zeg je:
wat zullen we vandaag doen?
A
Was sollen wir machen?
B
Was sollen wir heute machen?

Slide 8 - Quiz

kunnen
willen/ willen beleefd
moeten
leuk vinden/ aardig vinden/houden van
mögen
können
Wollen 
Möchten
müssen
sollen

Slide 9 - Drag question

klant
A
Kunde
B
Aufzug

Slide 10 - Quiz

tegoedbon
A
Schein
B
Gutschein

Slide 11 - Quiz

Süßigkeiten sind nicht gut für die Zähne und Gesundheit.
Wat is Süßigkeiten?
A
zoetigheid
B
snoep

Slide 12 - Quiz

Ich habe Geburtstag und will dich... Kommst du auch?
Welk woord komt op de open plek?
A
einladen
B
versuchen

Slide 13 - Quiz

Wat zegt de verkoper in de winkel nadat je wat heb besteld?
A
Sonst?
B
Sonst noch etwas?

Slide 14 - Quiz

Wat is helpen- geholpen in het Duits?

Slide 15 - Open question

hebben de woorden Aufzug en Stock wel of niet met
elkaar te maken? waarom?

Slide 16 - Open question

Hoe antwoorden? Kann ich hier mit Karte bezahlen?
A
Das geht leider nicht.
B
Danke, das war's

Slide 17 - Quiz

Wat kan je zeggen op? Wo finde ich die gemüße?
A
da drüben
B
sehr günstig

Slide 18 - Quiz