Lezen blok 2, 2havo

Wat gaan we vandaag doen?
1e lesuur: Lezen blok 1 en 2 doornemen via LessonUp.

2e lesuur: bespreken spellingtoets.

Morgen: huiswerk van vandaag en morgen nakijken. 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
1e lesuur: Lezen blok 1 en 2 doornemen via LessonUp.

2e lesuur: bespreken spellingtoets.

Morgen: huiswerk van vandaag en morgen nakijken. 

Slide 1 - Slide

We gaan het straks hebben over 'het publiek van een tekst'. Wat wordt hiermee bedoeld, denk je?
A
De schrijver van een tekst.
B
De lezers voor wie de schrijver zijn tekst schrijft.
C
De uitgever van een tekst.
D
Iedereen die kan lezen.

Slide 2 - Quiz

3 soorten publiek:
1. Een breed publiek. 2. Een kleiner, 
                                             gespecialiseerd publiek.




3. Een (specifiek) persoon of groep mensen.
3 soorten publiek:
1. Breed publiek
2. Een kleiner, gespecialiseerd publiek
3. Een (specifiek) persoon of groep

Slide 3 - Slide


Een brief aan de ouders van leerlingen uit klas DHA2c heeft een:
A
..breed publiek.
B
..kleiner, gespecialiseerd publiek.
C
..(specifiek) persoon of groep als publiek.
D
Ik weet het niet.

Slide 4 - Quiz

Een tekst over het slaapritme van baby's heeft een:
A
..breed publiek.
B
..kleiner, gespecialiseerd publiek.
C
..(specifiek) persoon of groep als publiek.
D
Ik weet het niet.

Slide 5 - Quiz

Een persbericht over de maatregelen rondom Covid-19 heeft een:
A
..breed publiek.
B
..kleiner, gespecialiseerd publiek.
C
..(specifiek) persoon of groep als publiek.
D
Ik weet het niet.

Slide 6 - Quiz

Je hebt 3 soorten publiek geleerd. Welke hoort hier niet bij?
A
Breed publiek
B
Een divers publiek
C
Kleiner, gespecialiseerd publiek
D
Een persoon of groep mensen

Slide 7 - Quiz

Weet je het nog?
1. Wat wordt er bedoeld met 'het publiek' van een tekst?
2. Welke drie soorten publiek heb je vandaag geleerd?

Slide 8 - Slide

Lezen Blok 2
Na deze les:
- kun je kernzinnen (op een andere plaats) van een alinea herkennen. 
- kun je een aantal tekstvormen herkennen.

Slide 9 - Slide

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd in 1 zin.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker.
D
Alle bijzaken bij elkaar.

Slide 10 - Quiz

Wat is 'de hoofdgedachte' van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij.
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij.
C
De samenvatting van een tekst.
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat.

Slide 11 - Quiz

Om de hoofdgedachte van een tekst te bepalen kijk je naar:
A
..de bijzaken van de tekst.
B
..de hoofdzaken van de tekst.
C
..de hoofd- en bijzaken van de tekst.
D
..de voorbeelden in de tekst.

Slide 12 - Quiz

Een kernzin is:
A
..de belangrijkste zin van een boek.
B
..de belangrijkste zin van een tekst.
C
..de belangrijkste zin van een hoofdstuk.
D
..de belangrijkste zin van een alinea.

Slide 13 - Quiz

Een samenvatting van een tekst bestaat uit:
A
Alle bijzaken van een tekst.
B
De titel en tussenkopjes van een tekst.
C
De kernzinnen van alle alinea's.
D
De laatste alinea van een tekst.

Slide 14 - Quiz

Hoe vind ik de kernzin? 
(Waar staat het?)
1. Eerste, tweede of laatste zin van een alinea.
2. In het midden van een alinea.
3. Soms heeft een alinea geen kernzin.
4. Soms heeft een alinea twee kernzinnen.

Slide 15 - Slide


A
De eerste zin is de kernzin.
B
De eerste twee zinnen zijn de kernzinnen.
C
De laatste zin is de kernzin.
D
De tekst heeft geen kernzin.

Slide 16 - Quiz


A
De eerste zin is de kernzin.
B
De eerste twee zinnen zijn de kernzinnen.
C
De kernzin staat in het midden van de alinea.
D
De laatste zin is de kernzin.

Slide 17 - Quiz

Welke tekstvorm heeft deze tekst?

Slide 18 - Slide

Welke tekstvormen zie je in de volgende afbeeldingen?

Slide 19 - Slide


A
Krantenartikel
B
Strip
C
Recept
D
Roman

Slide 20 - Quiz


A
Krantenartikel
B
Strip
C
Recept
D
Roman

Slide 21 - Quiz

Twee nieuwe tekstvormen:

1. De instructie: als de schrijver stap voor stap aan de lezer wil uitleggen hoe iets in elkaar zit. 

Slide 22 - Slide

Twee nieuwe tekstvormen:

2. De infographic: een combinatie van beeld en tekst.  

Slide 23 - Slide


A
Tekstvorm: de instructie
B
Tekstvorm: de infographic
C
Tekstvorm: de strip
D
Tekstvorm: het recept

Slide 24 - Quiz


A
Tekstvorm: de instructie
B
Tekstvorm: de infographic
C
Tekstvorm: de sollicitatiebrief
D
Tekstvorm: de roman

Slide 25 - Quiz

Weet je het nog?
1. Wat is ook alweer een kernzin?
2. Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
3. Wat is het huiswerk voor de volgende les?

Slide 26 - Slide